Triage Verpleegkundigen

Triage gaat over het bepalen van de urgentie bij een zorgprobleem. Er wordt gekeken naar wat de ernst is, wat prioriteit heeft met bijkomende vervolgacties.

ABCDE

Treat first what kills first!
Kijken – luisteren – voelen – meten

De ABCDE-methode is een richtlijn voor het verlenen van eerste hulp volgens het principe “treat first what kills first”. Met andere woorden: behandel eerst de primaire (levensbedreigende), dan de secundaire en tertiaire (niet-direct c.q. niet-levensbedreigende) letsels en stoornissen. Deze handelwijze heeft belangrijke voordelen omdat – naast een duidelijk houvast – door het volgen van deze methodiek (bijna) alle letsels en stoornissen ermee kunnen worden onderkent en behandeld.

A = Airway Ademweg vrij

  • Inspectie mondkeelholte (corpus alienum)
  • Bijgeluiden (gorgelen, snurken, in-/expiratoire stridor, reutelen)
B = Breathing Ademhaling

  • Aan-/afwezig
  •  Frequentie
  • Diepte
  • Ademarbeid (hulpademhalingsspieren)
  • Adempatroon (Cheyne stokes/ kussmaul..)
  • Thoraxexcursies (symmetrie)
  • Cyanose
  • Bijgeluiden (gorgelen, snurken, in-/expiratoire stridor, reutelen)

 

C – Circulation Circulatie

  • Hartfrequentie, regelmaat (regulair, irregulair)
  • Bloeddruk
  • Bloedverlies
  • Pulsaties (krachtig/zwak)
  • Capillaire refill(>1,5 sec?)
  • Huid (warm, koud, klam, droog, grauw, wit, petechiën, gemarmerd)
  • Urineproductie, vochtbalans
D = Disability Bewustzijn

  • AVPU
  • Onrust
  • Agitatie
  • Verward
  • Uitvalsverschijnselen
  •  Glucose
  • Met dubbele tong spreken
  • Pupil reactie (Reactief op licht, vorm, grootte, symmetrie)
  • Hoofdpijn
E = Environment Omgevingsfactoren

  • Temperatuur
  •  Uiterlijke kenmerken (inspectie voor- en achterzijde)
  • Huid (kleur, wonden, decubitus, zwelling)
  • Drains

SBAR

Voor een telefonisch consult met de arts dienen de volgende gegevens beschikbaar te zijn.

S = Situation Situatie, probleem:

U spreekt met (naam, functie, organisatie)

Ik bel over (naam cliënt, locatie en kamernummer, geboortedatum, BSN)

Probleem waar ik over bel (wat is anders)

B = Background Achtergrond, voorgeschiedenis, context:

Deze cliënt is bekend met (medische voorgeschiedenis, medisch beleid, medicatie, allergieën/intoxicaties)

A = Assessment Beoordeling

Ik heb gemeten (temperatuur, RR, saturatie, AHF, pols, glucose, bewustzijn)

Geïnspecteerd: huidafwijkingen, oedeem, wonden, pijn,

Ik denk dat het probleem het volgende is…

De cliënt gaat achteruit en ik weet niet wat het probleem is.

Ik heb al geprobeerd om…

 

R = Recommendation Aanbeveling:

Wat is je vraag?

Mijn voorstel is (geef aan wat je wilt dat er gebeurt).

Ik zou het fijn vinden als (spreek af hoe je verder gaat en wie wat doet)

Herhaal afspraken hardop en noteer in het dossier.

EWS

Score 3 2 1 0 1 2 3
Zuurstoftoediening  Buitenlucht
Ademfrequentie  ≤8  9-11  12-20  21-25  26-30  ≥31
Saturatie  ≤91  92-94  ≥95%     
Hartfrequentie+voelregelmaat  ≤40  41-50  51-100  101-110  111-130  ≥131
Bovendruk bloeddruk  ≤80  81-100  101-180  ≥200
Bewustzijn  A  V  P/U
Temperatuur  35,6-36,0  36,1-37,9  38,0-38,9  ≥39,0     

 

EWS-score 0-1 Aanzien, continueer bestaande afspraken met medisch behandelaar of AVV.
EWS-score 2 Contact met AVV –> AVV maakt inschatting voor interventies en noodzaak contact differentiaaldiagnose medisch behandelaar. Overleg zo nodig met collega verpleegkundige.
EWS-score >3 AVV overlegt met DD medisch behandelaar.

 

Indien verandering van situatie/ziek worden of hogere MEWS-score (vb. van 0 naar 1 of van 1 naar 2):
controles/MEWS na 3 uur herhalen, indien geen verbetering -> contact AVV.

En de tips die hierbij horen:
Neem de EWS af wanneer meten van vitale functies noodzakelijk is conform triage protocol of wanneer er buiten reguliere afspraken met eigen medisch behandelaar een indicatie is om vitale functies te meten.

  • Wat is het medisch beleid van deze cliënt?
  • Saturatie niet te meten/afwijkend: Zorg voor een warme vinger, geen nagellak op.
    – Verpleegkundige neemt besluit om zuurstof conform triage protocol te starten
  • Onregelmatige pols: Meet pols en bloeddruk handmatig.
    Als je een bloeddruk digitaal meet en deze heeft een Onregelmatige pols/afwijkende RR: (en niet te herleiden vanuit het rapportage en/ of ZLP of voor geschiedenis)? meet dan pols en bloeddruk handmatig. -> Afwijkend is dus: te hoog, te laag, gekke diastole/systole combinaties etc. 
  • Koorts: Bij twijfel betrouwbaarheid van de meting, meet temperatuur rectaal over.
  • Valincident: Bloeddrukmeting 30 minuten na een val (bij voorkeur niet eerder, tenzij klinische blik anders zegt/cliënt instabiel is).
  • AVV interpreteert EWS-score alvorens contact op te nemen met differentiaaldiagnose medisch behandelaar.
    Kijk terug: Zijn (afzonderlijke) vitale functies normaal of afwijkend bij deze cliënt?
    – Wat zijn bestaande afspraken met de eigen medisch behandelaar.
  • Afwijken van gebruik EWS en/of opvolging van interventies conform triageprotocol: altijd contact met een dienst doende medisch behandelaar.

Triageprotocollen

Acuut hoesten

Begripsbepaling
Hoesten korter dan 3 weken

Vragen

  • Hoe lang hoest de cliënt? (< 3 weken is acuut, > 3 weken is chronisch, bijvoorbeeld Bronchitis)
  • Wanneer hoest de cliënt? (dag/nacht, voortdurend, periodiek)
  • Hoest de cliënt slijm op? (kleur, aspect, bloedbijmenging, vieze geur)
  • Heeft de cliënt zich pas verslikt of verslikt cliënt zich vaak?
  • Is het hoesten pijnlijk? Waar?
  • Is de cliënt verkouden?
  • Heeft de cliënt dikke enkels?
  • Rookt de cliënt?

Triagecriteria

Spoed

  • Ophoesten van (grote) hoeveelheden bloed
  • Kortademig in rust (ademfrequentie > 20 x/min)

Dringend

  • Hoge koorts (>38 °C)
  • Ernstig ziek

Routine

  • Veranderd hoestpatroon
  • Ongewild afvallen
  • Eventueel overleg arts over gebruik ACE-remmers
  • Sterk verminderde weerstand

Controles en acties
Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.

Wat kun je doen:

  • Geef de cliënt regelmatig drinken (geen melkproducten) en/of een theelepeltje honing/dropje behalve bij toegenomen slikproblemen dan eerst AVV (algemeen verantwoordelijke verpleegkundige) bellen.
  • Roken vermijden (ook passief).
  • Bij hoesten, koorts én ziek altijd AVV bellen.

Ademwegobstructie

Begripsbepaling
Belemmering van de ademwegen door vreemd voorwerp (prothese), voedsel of ontstekingsproces in de mondkeelholte, allergische reactie, psychisch of maligniteit.

Vragen

  • Wat is er gebeurd? Beschrijf de situatie (bijvoorbeeld de cliënt in bed aangetroffen of tijdens het eten)
  • Ademt de cliënt nog? Is de ademhaling hoorbaar?
  • Is de cliënt bij bewustzijn?
  • Is de cliënt in staat om te hoesten/praten?
  • Is de cliënt bekend met slikstoornissen (in kader van dementie of CVA) of maligniteit in mond-keelgebied?
  • Zou er sprake kunnen zijn van een allergische reactie? (insectenbeet/medicatie)

Triagecriteria

Spoed

  • Verdenking ademobstructie
  • Bewusteloosheid
  • Bekend met allergische reacties

Dringend

  • Ademt moeilijk
  • Ziek of koorts

Routine

  • Oorzaak psychisch gerelateerd

Controles en acties

  • Blijf zelf rustig, raak niet in paniek en vertel de cliënt wat je gaat doen.
  • Blijf bij de cliënt, vraag of bel een collega om hulp. Laat collega AVV bellen.
  • Volg de procedure verstikking. Mond en keelholte inspecteren of er iets in zit en probeer alles wat los zit in de mond te verwijderen (prothese) door middel van “lepelen” (met vinger, met scheppende beweging mond- en keelholte legen).

Bij verslikken in drinken

  • Voorover laten buigen en door de neus in laten ademen.
  • Laten hoesten, eventueel uitzuigen.
  • Géén Heimlichgreep toepassen!

Bij verslikken in voedsel

  • Stimuleer hoesten totdat voedselbrok losschiet.
  • Indien cliënt dit niet meer kan: geef 5 stoten tussen de schouderbladen en pas de Heimlichgreep toe. Stoten tussen de schouderbladen afwisselen met
    Heimlichgreep.
  • Controleer ademhaling en mond.

Indien cliënt buiten bewustzijn raakt

  • Leg de cliënt voorzichtig op de rug
  • Pas liggende Heimlich toe met hoofd opzij en blijf de mond en de ademhaling controleren en/of start reanimatie indien dit binnen de behandelafspraken past.
  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie zodra dit mogelijk is.
  • Bel AVV.

Been: dik of rood

Begripsbepaling
Er is sprake van zwelling van 1 of beide benen met of zonder roodheid, glanzend, pijn eventuele warmte/koorts en algehele malaise.

Vragen

  • Hoe ziet het been eruit? (dik, rood, paars, wit, rode eilandjes, egaal rood, scherp afgetekend, glanzend)
  • Zijn er wonden aan het been/benen/voeten?
  • Voelt het been warm, koud?
  • Is er verschil tussen linker- en rechterbeen?
  • Heeft de cliënt pijn, jeuk?
  • Kan de cliënt been belasten? Is de cliënt recent gevallen?
  • Voelt de cliënt zich erg ziek?
  • Lokalisatie van de klachten: bovenbeen, knieholte, onderbeen, voet?
  • Is de cliënt diabeet?

Triagecriteria

Spoed

  • Na trauma
  • Kortademigheid en pijn vastzittend aan de ademhaling
  • Hoge koorts en ernstig ziek zijn

Dringend

  • Algemeen ziek zijn en koorts
  • Twee dikke benen en kortademigheid

Routine

  • Jeuk, roodheid, schilfering (eczeem)

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Voel en vergelijk beide benen op kleur, temperatuur, zwelling.
  • Bij verdenking wondroos (erysipelas): geef in overleg met AVV nat verband.
  • Geef de cliënt dekenboog in bed.

Bloedneus

Begripsbepaling
Bloeding uit (meestal) het vaatrijke gebied van het slijmvlies op het voorste deel van het neusschot (=locus Kiesselbachi) of van de meer naar achter gelegen bloedvaten. De ernst van de neusbloeding is afhankelijk van de plaats van de bloeding en van de aandoening die er de oorzaak van is.

Vragen

  • Waarde van Bloeddruk en pols?
  • Welke medicatie gebruikt cliënt (antistolling zoals fraxiparine, acenocoumarol, fenprocoumon) is er een laatste INR bekend?
  • Hoelang bloedt cliënt al?
  • Is er een aanwijsbare oorzaak voor de bloeding? (snuiten, pulken, trauma)
  • Is cliënt bekend met neusbloedingen?
  • Welke acties zijn er ondernomen om de bloeding te stelpen?

Triagecriteria

Spoed

  • Bij niet te stelpen neusbloeding met dreigende shockverschijnselen (systole < 100; diastole < 50; pols > 100); (zie protocol dreigende shock)

Dringend

  • Indien bloeding meerdere malen optreedt maar wel te stelpen is
  • Bij verdenking doorgeschoten antistolling (acenocoumarol); overleg met arts over vit K-druppels
  • Eventueel Hb-controle (vingerprik)

Routine

  • Bij recidiverende neusbloedingen

Controles en acties

  • Neus goed laten snuiten tenzij neusbloeding gevolg is van een trauma waarbij sprake kan zijn van een schedelbasisfractuur.
  • In licht voorovergebogen houding neus dicht duwen net onder de ossa nasalia (net onder het benig gedeelte); 15 minuten zo blijven zitten. Hierna pas handen verwijderen. Herhaal zo nodig deze stap nog 1×10 minuten.
  • 1 á 2 gaastampons gedrenkt in xylomethazoline 1% gelaagd met behulp van kniepincet plaatsen tot zover als mogelijk achter in de neus. Mijn Vilans Protocollen – Neustampon inbrengen.
  • Indien aanwezig meroceltampon inbrengen; breng de tampon goed in. Dat wil zeggen in rugligging recht naar achteren en niet alleen voorin maar de hele tampon dient in de neus te zitten. Eventueel kan wat vaseline de introductie vergemakkelijken.
  • Na 2 dagen (of na overleg met arts) tampon verwijderen. Indien bovenstaande acties niet tot stelping van de bloeding hebben geleid overleg met arts voor consult KNO-arts op een eerste hulp of polikliniek.

Braken

Begripsbepaling
Braken is het uitdrijven van de maaginhoud door een krachtig en gecoördineerd samentrekken van de spieren van de buikwand en het diafragma. Meestal voorafgegaan door misselijkheid en kokhalzen. De aan- of afwezigheid van andere symptomen (bijvoorbeeld koorts, diarree, pijn, peristaltiek, neurologische symptomen) is belangrijk om de ernst van het braken in te schatten.

Vragen

  • Hoe lang en hoe vaak braakt cliënt?
  • Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Is cliënt bij bewustzijn/aanspreekbaar?
  • Heeft cliënt diarree?
  • Wanneer heeft cliënt voor het laatst geplast?
  • Wat heeft cliënt gegeten?
  • Is er sprake van alcohol- drugsgebruik?
  • Hoe ziet het braaksel eruit? (voedselresten, helder vocht, gal, bloed, darminhoud)
  • Heeft cliënt andere klachten? (buikpijn, pijn op de borst, duizelig, hoofdpijn)
  • Is het braken begonnen na het trauma?
  • Zijn er meerdere cliënten met deze klachten?
  • Gebruikt cliënt medicijnen?
  • Wat is de medische voorgeschiedenis en co-morbiditeit?

Triagecriteria

Spoed

  • Bewustzijnsverlies
  • Pijn op de borst
  • Bloed braken

Dringend

  • Aanhoudend braken ondanks eenmalige toediening anti-emetica
  • Bij projectiel braken
  • Sufheid en dehydratie
  • Klachten bij meerdere cliënten tegelijkertijd
  • Diabetes mellitus

Routine

  • Aanhoudende klachten van misselijkheid/braken
  • Medicatie
  • Algeheel ziek zijn

Controles en acties

  • Laat cliënt vaak (elke 5-10 minuten) kleine slokjes water drinken.
  • Vocht- en voedingslijst aanleggen.
  • Bij brakende cliënten die antidiabetica en/of anti-epileptica en/of lithium gebruiken. Medicatie waarbij werkzaamheid sterk afhankelijk is van spiegels in het bloed, dient de medicatie beoordeeld te worden. Tevens moet bij diabeten glucosemetingen afgesproken worden.
  • Bij problemen met defecatie eerst buik onderzoeken alvorens anti-emetica te geven: is hij boller dan normaal; is buik gespannen; is buik pijnlijk bij aanraking? Bij vermoeden obstipatie rectaal toucher; is er feces aanwezig in het rectum?
  • Bij klachten van misselijkheid en braken zonder obstipatie of maagdarmbloeding of verdenking perforatie: overleg met arts.
  • Indien meerdere cliënten deze klachten hebben laten uitzoeken wat zij gegeten hebben.
  • Klachten van braken en diarree bij meerdere cliënten en/of personeel (>5): cohortverpleging starten en protocol van organisatie in gang zetten. https://vilente.iprova.nl/QC/82-XK-57

Brandwonden

Begripsbepaling
Brandwonden kunnen veroorzaakt worden door chemische, thermische, mechanische of elektrische agentia. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 1e, 2e, 3e en 4e graads.

  • 1e graads: alleen bovenste laag van de huid is verbrand en rood.
  • 2e graads: ondiepe bovenste laag huid is verbrand en egaal rozerood met blaar. Diepe: kleur huis is deels rood, deels verkleurd. Diepere huidstructuur intact.
  • 3e graads: huid is gevoelloos, stug, leerachtig. Kleur wit, beige bruin, pijnlijke randen.
  • 4e graads: huid is gedeeltelijk zwart, verkoold en gevoelloos. Urgentie wordt bepaald door oorzaak, oppervlakte van verbranding (regel van 9) en graad van verbranding.

Vragen

  • Wat is de oorzaak van de brandwond?
  • Hoe groot is het verbrandde oppervlak? (regel van 9 toepassen)
  • Welk lichaamsdeel is aangedaan?
  • Welke verbrandingsgraad?
  • Wat is bloeddruk, pols en temperatuur? (indien mogelijk)

Regel van 9

Lichaamsdeel                     Per deel                     Totaal deel
Hoofd                                 9%                              9%
Romp                                 18% per zijde             36%
Armen                                9% per arm                18%
Benen                                18% per been             36%
Geslachtsdelen                  1%                               1%

Triagecriteria

Spoed

  • Shockverschijnselen
  • Oppervlakte verbrande huid > 10%
  • Inhalatietrauma: verbranding aan neus, mond, keel, luchtpijp en longen
  • Verbranding in of rond oog, oor, gezicht of perineum
  • Verbranding door elektriciteit
  • Chemische verbranding

Dringend

  • Blaren groter dan muntstuk van 2 euro

Routine

  • Eerstegraads zonverbranding

Controles en acties

  • Minimaal 10 minuten koelen met lauw stromend leidingwater.
  • Bij chemische verbranding 45 minuten!
  • Geen kleding verwijderen tenzij deze loszit.
  • Blaren intact laten, geen zalf smeren bij beoordeling ziekenhuis.
  • Verbrand lichaamsdeel hoog leggen tegen oedeemvorming.
  • Cliënt beschermen tegen afkoeling.
  • Wonden steriel afdekken.
  • Overleg arts over verdere behandeling en pijnstilling.

Advies wondbehandeling

Bij grote blaren en open blaren moet de arts/wondverpleegkundige in consult.

  • 1e graads brandwond: paracetamol, blaar schoonmaken met lauw water (kraan voor gebruik eerst een halve minuut laten doorstromen).
  • 2e graads brandwond intacte blaar: bescherm met een vet gaas en afdekken met steriel gaas.
  • 2e graads brandwond met kapotte blaar: hydrocolloid of folie.

Buikpijn

Begripsbepaling
Buikpijn kan door verschillende aandoeningen worden veroorzaakt, sommige zijn levensbedreigend vooral bij risicogroepen. Minder ernstige klachten kunnen een ernstige achtergrond hebben. Misselijkheid en braken komen veel voor. Als deze aan de buikpijn voorafgaan, is een alarmerende oorzaak minder waarschijnlijk.

Vragen

  • Wat zijn de klachten? Hoe omschrijft cliënt de klachten?
  • Wanneer zijn de klachten begonnen? (acuut/geleidelijk, na trauma)
  • Wat is de lokalisatie en aard van de pijn en straalt deze uit? (denk aan myocardinfarct)
  • Wat is bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie?
  • Is cliënt misselijk of aan het braken?
  • Is er sprake van bewegingsdrang? (denk aan koliekpijn bij bijvoorbeeld galstenen)
  • Is er sprake van verkleuring huid/oogwit/slijmvliezen?
  • Is er sprake van een harde, bolle opgezette buik? (ileus, peritonitis)
  • Is er sprake van druk- of loslaatpijn, spierverzet?
  • Hoe is de toiletgang (urine en ontlasting).
  • Is cliënt bekend met obstipatie of urineretentie?
  • Heeft cliënt diarree en hoe ziet deze eruit?
  • Heeft cliënt een CAD, suprapubis katheter en loopt deze goed?
  • Heeft cliënt een PD katheter (peritoneaaldialyse) of PEG sonde?
  • Is cliënt toenemend verward of onrustig?
  • Wat is medische voorgeschiedenis en comorbiditeit van de cliënt? (maagdarmziekten, aneurysma, hartproblemen)
  • Welke medicijnen gebruikt cliënt?
  • Wat is het medisch beleid?

Triagecriteria

Spoed

  • Shockverschijnselen
  • Pijnlijke harde buik met spierverzet
  • Fecaal of bloed braken
  • Hevige buikpijn en aneurysma in de voorgeschiedenis
  • Acute aanhoudende hevige pijn, eventueel met bewegingsdrang
  • Uitstralende pijn tot boven het diafragma, schouder(blad)
  • Trauma
  • Bloed bij de ontlasting of teerachtige zwarte ontlasting

Dringend

  • Aanvalsgewijze koliekpijnen
  • Aanhoudende zeurende pijn
  • Cliënt met PD-katheter

Routine

  • Obstipatie

Controles en acties

  • Observeren en rapporteren van het klinisch beeld.
  • Bewaken van vitale functies bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Bij lichte pijnklachten onderbuik, rug, mictieklachten, verdenking van een UWI (pijn bij het plassen, vaker moeten plassen, aandrang bij het plassen, nieuwe/vaker urine-incontinentie, pusafscheiding in de plasbuis): urine strippen op nitriet en leuco’s.
  • Bij verdenking urineretentie: bladderscan bij retentie 400 ml éénmalig katheteriseren of overleg arts voor eenmalige katheterisatie en 4 x daags een bladderscan.
  • Bij verdenking obstipatie: overleg arts over inzet eenmalig klysma.
  • Bij braken en diarree stimuleren van kleine hoeveelheden drinken en vocht- en voeding intakelijst bijhouden.
  • Bij verslechteren klinisch beeld arts waarschuwen.

Diarree

Begripsbepaling
Dunne, waterige ontlasting en/of verhoogde frequentie van stoelgang (meer dan drie keer per dag). Regelmatig/vaak kan diarree gepaard gaan met buikkrampen, misselijkheid, braken en koorts. Diarree wordt vaak veroorzaakt door een bacteriële of virale infectie van de darm en is zeer besmettelijk.

Vragen

    • Hoe vaak heeft cliënt ontlasting per dag/dienst?
    • Sinds hoeveel dagen heeft cliënt deze klachten?
    • Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie?
    • Hoe ziet de ontlasting eruit? (waterdun, kleur, geur, bloed/slijmbijmenging)
    • Heeft cliënt nog andere klachten? (overgeven, dorst, neiging tot flauwvallen, aanhoudende buikpijn)
    • Wat is de medische voorgeschiedenis van cliënt? (obstipatie)
    • Gebruikt cliënt medicatie? (laxantia, antibiotica, NSAID, anti hypertensiva, digoxine, antacida)
    • Is cliënt recentelijk behandeld met antibiotica? (cave-Clostridium!)
    • Wat is de vocht- en voeding intake van cliënt? Gebruikt cliënt sondevoeding?
    • Zijn er nog andere cliënten en/of personeelsleden met deze klachten? Zo ja, hoeveel in totaal?

Triagecriteria

  • Spoed

    • Suf/verward zijn
    • Shockverschijnselen (lage bloeddruk, hoge polsfrequentie)

    Dringend

    • Verdenking Clostridium/SSYC
    • Persisterend braken, neiging tot flauwvallen
    • Cliënten > 70 jaar met koorts > 39 °C en > 1 dag frequent waterdunne diarree
    • Geen urineproductie gedurende 12 uur

    Routine

    • Bij uitbreken darminfectie bij meerdere cliënten
    • Persisterende buikpijn in plaats van darmkrampen
    • Bij gebruik medicatie: anti-epileptica, insuline, digoxine, diuretica, lithium
    • Bloed/slijm bij ontlasting

     

  • Controles en acties
    • Geef extra vocht! Kleine slokjes per keer, juist bij braken (geen extreem warme of koude drank geven) wees alert op dehydratie.
    • Stop laxantiagebruik.
    • Cliënt mag alles eten naar behoefte. Wanneer cliënt geen vast voedsel meer wil eten.
    • Geef heldere dranken (bouillon, gezeefd vruchtensap, isotone dorstlesser).
    • Geef zo min mogelijk melkproducten, vet, zoet voedsel, citrusvruchten en producten met cafeïne.
    • Voeg geleidelijk half vast voedsel toe (beschuit, yoghurt, rijst, banaan, appelmoes) bij het afnemen van de diarree.
    • Bij diabetici extra bloedsuikercontrole afspreken.
    • Bij krampen warme doek op buik geven.
    • Bij sondevoeding wanneer deze slecht verdragen wordt: totale hoeveelheid verminderen door tussendoor water te geven in plaats van sondevoeding (bespreken met arts/ diëtiste van de locatie).
    • Goede hygiënemaatregelen treffen.
    • Bij verdenking Clostridium/SSYC: start protocol van organisatie.
    • Klachten van braken en diarree bij meerdere cliënten en/of personeel (>5): cohortverpleging starten en uitbraakprotocol van organisatie in gang zetten. https://vilente.iprova.nl/QC/5-QFY-44

Dreigende shock

Begripsbepaling
Een shock is een levensbedreigende toestand waarbij de druk in de bloedvaten te laag is om de vitale lichaamsfuncties in stand te houden. Een shock kan ontstaan door ernstig bloedverlies, door hartfalen, door een bacteriële infectie (sepsis) of door een allergische reactie (anafylactische shock). In alle gevallen is het zo dat er óf te weinig bloed circuleert (bloedverlies, hartfalen) óf de druk te laag is doordat de vaten uitzetten (infectie, allergie).

Vragen

    • Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie en wat zijn de normaalwaarden?
    • Is cliënt bij bewustzijn of verward?
    • Wat is de medische voorgeschiedenis en co-morbiditeit?
    • Zijn er afspraken over het medisch behandelbeleid?
    • Hoe is het verloop geweest naar huidige situatie?
    • Is cliënt allergisch?
    • Heeft cliënt een infectie?
    • Welke medicijnen gebruikt cliënt en zijn er recent wijzigingen geweest?
    • Is er sprake van alcohol en/of medicatie en/of drugsgebruik?

Triagecriteria

Spoed

  • Bij alle cliënten met shockverschijnselen/shock (tenzij, zie advies)

Dringend

  • Bij palliatief beleid indien cliënt toenemend onrustig wordt en/of oncomfortabel is

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

    • Arts waarschuwen! Tenzij er beleidsafspraken zijn gemaakt (palliatieve zorg). Direct afspreken met arts/ambulance gebeld moet worden en wie dit doet!
    • Cliënt laten liggen bij voorkeur met het hoofd zo laag mogelijk (bloedvoorziening hersenen ondersteunen dus voeteneind bed omhoog).
    • Dek cliënt toe met een deken om warmte bij zich te kunnen houden.
    • Blijf tegen cliënt praten om bewustzijn te stimuleren.
    • Indien cliënt bewustzijn verliest in stabiele zijligging leggen.
    • Bij verslechtering alle controles herhalen.
    • Wacht tot hulp aanwezig is (ambulance en/of arts)

Klinische kenmerken shock en hypovolemische shock

    • Tachycardie (kan uitblijven bij gebruik medicatie met effect op hartfrequentie)
    • Tachypneu
    • Vasoconstrictie (bleke huidskleur gelaat/vingers)
    • Hypotensie
    • Angst/verwardheid (vermindering circulatie van de hersenen)
    • Hypothermie (klamme, koele huid)
    • Bewustzijnsverlies

Anafylactische shock

    • Huiduitslag (medicatie/voedingsmiddelen)
    • Zwelling van huid (insectenbeet)
    • Zwelling lippen/mond
    • Kenmerken shock
    • Start met rode warme huid en koude rillingen
    • Daarna kenmerken shock

Epileptisch insult

Begripsbepaling
Epilepsie komt voor bij alle leeftijden. Epilepsie kan het gevolg zijn van een hersentumor, CVA, dementie, infectie of hersenletsel (aangeboren of verworven). Aanvallen kunnen diverse vormen aannemen, afhankelijk van de plaats van ontlading in de hersenen en van het aantal hersencellen dat hierbij betrokken is.

Er worden twee hoofdgroepen onderscheiden:

  • Partiële aanvallen: (plaatsgebonden) alleen een bepaald deel of bepaalde delen van de hersenen zijn hierbij betrokken. Het bewustzijn is soms nog intact, soms verminderd en soms helemaal afwezig.
  • Gegeneraliseerde aanvallen: (niet-plaatsgebonden) hierbij zijn grote delen van de zenuwcellen van de rechter- en de linkerhersenhelft betrokken. Iemand met een dergelijke aanval is volledig buiten bewustzijn.

Een gegeneraliseerde aanval kent 3 fasen:

  1. Tonische fase: ledematen zijn stijf, ogen dicht, gelaat is cyanotisch en cliënt is volledig buiten bewustzijn en soms incontinent.
  2. Clonische fase: er zijn trekkingen van ledematen, hoofd en romp.
  3. Postictale stupor: cliënt ligt stil, is niet aanspreekbaar en verliest speeksel. De heteroamamnese is erg belangrijk!

Vragen

    • Is cliënt bekend met epilepsie of is dit een nieuwe stoornis?
    • Is cliënt diabeet? Zo ja, wat is de bloedsuikerwaarde?
    • Hoelang is de aanval bezig?
    • Wat is een mogelijk de uitlokkende factor van de aanval? (medicatie niet genomen, koorts, plotseling veranderde omstandigheden, stress)
    • Is er sprake van letsel ten gevolge van val?
    • Is er medicatie (stesolid, rivotril) afgesproken om aanval te couperen?

Triagecriteria

Spoed

  • Status epilepticus (opeenvolgen van aanvallen niet reagerend op medicatie)
  • Blijvende bewusteloosheid
  • Niet corrigeerbare hypoglycemie
  • Ernstig letsel ten gevolge van epileptische aanval (botbreuk, verwondingen)

Dringend

  • Onvoldoende effect op interventiemedicatie

Routine

  • Instellen en/of spiegelbepaling anti-epileptica
  • Behandeling uitlokkende factor insult

Controles en acties

    • Voorkom letsel bij cliënt gedurende de aanval; neem beschermende maatregelen voor hoofd en ledematen (met jasje, kussentje, handdoek, etc. Maak knellende kleding los en dek slachtoffer af wanneer hij/zij koud of nat is).
    • Houd schudkrampen niet tegen en laat cliënt liggen waar hij ligt, mits geen gevaar voor zichzelf.
    • Stop niets tussen de tanden en probeer geen gebitsprothese te verwijderen tijdens een aanval.
    • Houd de tijd bij gedurende de aanval (duur normale aanval niet langer dan 5 minuten).
    • Geef medicatie door arts.
    • Houd de tijd bij nadat je interventie medicatie hebt gegeven (moet na 10 minuten effect hebben) eventueel volgens afspraak nog een keer herhalen. Indien geen effect of onvoldoende effect dan direct arts waarschuwen.
    • Geef geen drinken of eten tijdens en kort na de aanval.
    • Leg cliënt na de aanval op bed en laat hem uitrusten.
    • Voer na een insult de controles uit (bij diabeet inclusief bloedsuiker controle).

Hoofdpijn

Begripsbepaling
Hoofdpijn is een veel voorkomende klacht, in de meeste gevallen onschuldig, met diverse oorzaken zoals verkoudheid, spanning en migraine, psychisch of door gebruik van veel koffie, cola of alcohol of juist door onttrekking daarvan.

Van pijnstillers (analgetica) afhankelijke hoofdpijn is ook veel voorkomend door veelvuldig gebruik van middelen als bijvoorbeeld; paracetamol, acetylsalicylzuur, Saridon, Diclofenac.

Ernstige ziektebeelden gepaard gaande met hoofdpijn zijn: infecties (onder andere meningitis, arteriitis temporalis), hersenbloeding, hersentumor, hersenoedeem en hersentrauma, acuut glaucoom.

Vragen

    • Is de hoofdpijn plotseling ontstaan?
    • Is de cliënt suf of misselijk en aan het braken? (denk aan verhoogde intracraniële druk)
    • Wat is de aard van de pijnklachten? (Stekend, bonzend drukkend, knellend)
    • Is cliënt bekend met hoofdpijn/migraine?
    • Waar bevindt de pijn zich?
    • Zijn er andere klachten? (koorts, verkouden, oogklachten, halfzijdige verlamming)
    • Is er recent een trauma geweest? (hoofd gestoten of gevallen in de afgelopen 2 weken)
    • Wat is de bloeddruk, pols en temperatuur?
    • Is er sprake van nekstijfheid?
    • Zijn er vlekjes op de huid? (weg druk baar)
    • Welke medicijnen gebruikt cliënt?

Triagecriteria

Spoed

  • Hoofdpijn die zeer plotseling ontstaat en/of snel toeneemt tot zeer ernstige pijn
  • Ernstig ziek, suf en/of vlekjes over gehele lichaam
  • Nekstijfheid
  • Rood en pijnlijk oog met misselijkheid en/of braken (acuut glaucoom)

Dringend

  • Hevige hoofdpijn bij cliënt die daar niet mee bekend is
  • Schedeltrauma < 2 weken

Routine

  • Oorzaak psychisch gerelateerd
  • Medicatie gerelateerde hoofdpijn

Controles en acties

    • Laat cliënt rust nemen in een ruimte met weinig licht en prikkels.
    • Vermijd gebruik van cola, koffie, alcohol en vermijd roken.
    • Bij verkoudheid eventueel xylometazoline geven bij verstopte neus of laten stomen.
    • Kortdurend paracetamol of deze juist stoppen (analgetica afhankelijke hoofdpijn). Link geven van paracetamol zonder recept: https://vilente.iprova.nl/QC/BP-558-B
    • Indien er na interventies geen verbetering optreedt dan arts waarschuwen.

Hyperglycemie

Begripsbepaling
Er is sprake van een hyperglycemie bij een bloedsuikerwaarde van > 15 mmol/l. Het wel of niet optreden van klachten en het wel of niet corrigeren van hyperglycemieën kan individueel verschillen. Klachten zijn moeheid, slaperigheid, droge tong, vaak plassen, veel drinken.

Vragen

    • Is cliënt aanspreekbaar?
    • Niet aanspreekbaar: wat is de bloedsuikerwaarde, bloeddruk, pols, temperatuur, ademfrequentie en saturatie.
    • Wél aanspreekbaar: waarom is de bloedglucose gemeten en welke waarde is er gemeten? (dorst, vaak plassen, veranderd gedrag, duizelig, misselijk, hyperventilatie, acetonlucht)
    • Wordt de diabetes behandeld met tabletten of insuline?
    • Heeft cliënt wel/niet gegeten of iets extra’s gehad en wanneer voor het laatst?
    • Wanneer is voor het laatst insuline of medicatie gebruikt/gegeven?
    • Is cliënt ziek: koorts, braken, diarree, infecties?
    • Kan de cliënt nog slikken? Heeft cliënt een maagsonde? Gebruikt cliënt sondevoeding?
    • Zijn er door de arts afspraken gemaakt met betrekking tot de behandeling van hyperglycemieën?

Triagecriteria

Spoed

  • Niet of verminderd aanspreekbaar
  • Verward of suf

Dringend

  • Bij bloedsuikerwaarde > 20 mmol/l
  • Braken
  • Koorts

Routine

  • Ontregeling bloedsuikers

Controles en acties

    • Evaluatie voeding- en leefgewoonten bij diabetes.
    • Aanpassen antidiabeticum of insulinevoorschrift bij recent starten van deze medicatie of van medicatie die bloedsuikers beïnvloeden (prednisolon).

Bij bloedsuikerwaarde > 15 mmol/l en < 20 mmol/1, maar geen klachten

    • Volgende dag naar arts.
    • Bloedsuikerwaarde: > 15 mmol/l: veel water laten.
    • In overleg met arts: > 15 mmol/l: volgens afspraak kortwerkende insuline spuiten (Humalog, Novorapid).

Bij bloedsuikerwaarde > 20 mmol/l

    • Volgens afspraak kortwerkende insuline.
    • Iedere 2 uur bloedsuikercontrole en zo nodig bij spuiten.
    • Na 4 en 6 uur indien de bloedsuiker niet wil zakken -> overleg.

Hypoglycemie

Begripsbepaling
Bloedsuikerwaarde < 4.0 mmol/l. Cliënt is bleek, moe, bezweet, duizelig, slecht, beeft/trilt, praat met dubbele tong, heeft wisselend humeur/ prikkelbaar, hoofdpijn, concentratiestoornissen. Bij verdere daling < 1.5 mmol/l ontstaat slaperigheid, verlaagd bewustzijn, neurologische uitval en tenslotte coma.

Vragen

    • Is cliënt aanspreekbaar?
    • Niet aanspreekbaar: wat is de bloedsuikerwaarde, bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie?
    • Wél aanspreekbaar: waarom is de bloedsuikerwaarde gemeten? (eigen verzoek, bleek, zweten, prikkelbaar, trillen?
    • Wat is de bloedsuikerwaarde?
    • Heeft cliënt gegeten of iets extra’s gehad en wanneer voor het laatst?
    • Wordt de diabetes behandeld met tabletten of insuline?
    • Wanneer is voor het laatst insuline of medicatie gebruikt/gegeven?
    • Is cliënt ziek: koorts, braken, diarree, infecties?
    • Kan de cliënt (nog) slikken? Heeft cliënt een maagsonde? Gebruikt cliënt sondevoeding?
    • Zijn er door de arts afspraken gemaakt met betrekking tot de behandeling van hypoglycemieën?

Triagecriteria

Spoed

  • Bloedsuikerwaarde < 4.0 mmol/l
  • Bewusteloosheid
  • Verward of verminderd aanspreekbaar/suf

Dringend

  • Bij bloedsuikerwaarde <4.0 mmol/l na correctie hypoglycemie en/of verslechtering klinisch beeld
  • Braken
  • Koorts

Routine

  • Ontregeling bloedsuikers

Controles en acties

    • Evaluatie voeding- en leefgewoonten bij diabetes.
    • Aanpassen antidiabeticum- of insulinevoorschrift bij recent starten van deze medicatie of van medicatie die bloedsuikers beïnvloeden (Prednisolon, Dexamethason).

Bij bloedsuikerwaarde < 4.0mmol/l én cliënt is aanspreekbaar

    • Cliënt glas water met 3 eetlepels glucosesiroop of 1 glas frisdrank/ dubbeldrank (géén light) laten drinken. Let op dat siroop glucose bevat en geen fructose (zie etiket). Cliënt hierna laten eten (1 boterham of 1 beschuit met beleg + beker melk of 1 portie fruit of 2 volkoren biscuits. Bij een maagsonde dient de suiker, drank en voeding via de sonde gegeven te worden.
    • Na 10–15 minuten bloedsuiker opnieuw checken
    • Indien bloedsuikerwaarde < 4.0 mmol/l en/of verslechtering klinisch beeld: arts bellen.
    • Indien > 4.0 mmol/l overleg arts over het wel/niet toedienen van anti‑diabeticum of insuline.

Bij bloedsuikerwaarde < 4.0mmol/l én cliënt is niet aanspreekbaar of kan niet slikken én heeft geen maagsonde

    • Arts bellen en glucagon toedienen in buik of armen. Cliënt moet na ongeveer 10-15 minuten weer bij bewustzijn zijn, zo niet: arts bellen en in overleg nogmaals glucagon geven of arts glucose intraveneus laten toedienen.
    • Met arts tijdstip(pen) controles bloedsuiker
    • Geen anti-diabeticum of insuline
    • Indien maagsonde aanwezig: 1 glas water met 3 eetlepels glucosesiroop óf 50ml glucose 40% (alternatief 100ml glucose 20%) via sonde toedienen

N.B. bij het meten van een hyperglycemie ná een hypoglycemie geen actie ondernemen. Het lichaam heeft 24 uur nodig om van een hypoglycemie te herstellen.

Jeuk

Begripsbepaling
Jeuk is ‘de sensatie in de huid die uitlokt tot krabben’ en is een van de meest voorkomende huidklachten. Jeuk kan variëren tot lichte jeuk bij milde irritatie van de huid tot een heftige, allesbeheersende toestand die normaal leven zo goed als onmogelijk maakt.

Vragen

    • Is jeuk plotseling opgetreden of ontstaan?
    • Waar zit de jeuk precies? (hele lichaam, haargrens, knieholten)
    • Is huid rood, schilferig, zijn er wondjes en/of krabeffecten?
    • Is dag/nachtritme van cliënt verstoord?
    • Is psychosociaal functioneren van cliënt verstoord?
    • Wat is de medische voorgeschiedenis van cliënt? (DM, nierinsufficiëntie, leverfunctiestoornissen)
    • Heeft cliënt al eerder deze klachten gehad? Zo ja, hoe zijn die toen behandeld?
    • Zijn er meerdere cliënten met deze klachten?
    • Is er medicatie afgesproken tegen de jeuk?

Triagecriteria

Spoed

  • Bij verdenking Scabiës (schurft)

Dringend

  • Indien jeuk het gevolg is van een allergische reactie op bijvoorbeeld medicatie
  • Ontregelde diabetes mellitus
  • Extreme jeuk: overleg arts over medicatie bijvoorbeeld antihistaminicum

Routine

  • Exacerbatie huidaandoening (psoriasis/eczeem)
  • Indien oorzaak jeuk nader onderzoek en behandeling behoeft

Controles en acties

    • Op oudere leeftijd treedt jeuk meestal op door verlies van vocht en elasticiteit van de huid. Naast krabeffecten en droge huid is er verder niets te zien.
    • Niet wassen met zeep maar zeepvrije badolie.
    • Niet te warm douchen.
    • Na douchen of wassen insmeren met vette crème (bijvoorbeeld Bepanthen).
    • Nagels kort houden.

Katheter problemen

Begripsbepaling
Vragen waar het meest overleg over is, zijn de volgende: CAD* is helemaal niet of weinig productief; er is geen productie van urine zichtbaar in opvangzakje.

Bloed naast de CAD en/of in katheterzakje; bloed loopt naast de katheter langs de slang en/of in katheterzakje; hematurie. Urine loopt naast de CAD; urine loopt langs de slang.

Suprapubische** katheter ligt eruit.

Vragen

Bij geen/weinig productie

  • Hoeveel urineproductie is er geweest in hoeveel tijd?
  • Hangt urineopvangzak lager dan blaas cliënt?
  • Ligt slang vrij/geen klem op katheterslang?
  • Hoe ziet de urine (in de slang) eruit; is deze vies/vlokkerig/bloed bij menging?
  • Heeft cliënt pijn in onderbuik (blaas) en/of aandrang tot mictie?

Bloed naast CAD/via slang en/of in opvangzakje

  • Sinds wanneer is dit opgemerkt, gerapporteerd?
  • Hoe ziet de urine eruit: vies, vlokkerig, lichtrood, donkerrood, stolsels?
  • Is er sprake van recent trauma? (moeizame katheterisatie, zelf verwijderd of hard aan katheter getrokken)
  • Is de katheter nog doorgankelijk? Is er sprake van retentie/buikpijn/mictiedrang?
  • Is er sprake van een urineweginfectie. Zo ja, waarmee wordt het behandeld?
  • Gebruikt cliënt antistolling?
  • Hoe is bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie?

Urine loopt naast de CAD

  • Indien CAD niet of weinig productief zie: bij geen/weinig.
  • Heeft cliënt last van blaaskrampen?
  • Welke maat CAD is gebruikt en met hoeveel cc is ballon gevuld?

CAD/Suprapubische katheter ligt eruit

  • Sinds wanneer ligt katheter eruit?
  • Wat is de oorzaak dat de katheter eruit ligt?
  • Loop urine af via natuurlijke weg?
  • Heeft cliënt retentie/buikpijn/mictiedrang?

Triagecriteria

Spoed

  • Indien herplaatsen (suprapubische) katheter niet lukt
  • Retentie > 400 cc
  • Shock bij overmatig bloedverlies

Dringend

  • Bloedverlies bij gebruik bloedverdunners (acenocoumarol, ascal)
  • Onverdraaglijke blaaskrampen
  • Koorts en ziek zijn

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

Geen/weinig productie

  • Slang en hoogte urineopvangzak laten controleren op obstructie en hoogteverschil blaas-urineopvangzak.
  • De ballon van de katheter leeg laten lopen, katheter hogerop schuiven en ballon weer vullen met voorgeschreven water voor injecties.
  • Doorgankelijkheid katheter bepalen door blaasspoeling met blaasspoeling Nacl.
  • Indien mogelijk bladderscan. 
  • Bij verstopping katheterslang: katheter vervangen of laten vervangen. 

Bloed naast CAD en/of via slang in opvangzakje

  • Indien recent trauma of moeizame katheterisatie: observeren.
  • Bij acute en/of aanhoudende bloedbijmenging; overleg arts.
  • Controleer bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.

Urine naast CAD

  • Vulling ballon controleren: ballon leeg laten lopen en opnieuw bij voorkeur met 5 ml laten vullen; meer vulling kan meer prikkeling geven.
  • Indien kleine maat CAD grotere maat plaatsen.
  • Indien cliënt last heeft van blaaskrampen/overactieve blaas overwegen een kleinere maat te plaatsen of eerst de ballon opnieuw te vullen met 8 ml water voor injectie.

Katheter (Suprapubische) ligt eruit

  • De suprapubiskatheter dient zo snel mogelijk weer geplaatst te worden. Eventueel i.o.m. arts tijdelijk een transurethrale katheter inbrengen (bij pijn in de onderbuik)
  • Bij ernstige onrust en zelf verwijderen van katheter door cliënt i.o.m. arts katheter uitlaten tot later tijdstip op basis van uitslag bladderscan (met uitzondering van suprapubische katheter!).
  • NB: Indien bij koorts/buikpijn geen ander focus voor de koorts gevonden kan worden. En bij verdenking van een urineweginfectie, overleg met arts over het afnemen van urine kweek. Dan eerst de katheter vervangen voordat je de kweek afneemt.

*CAD: Catheter á Demeure = transurethrale katheter (verblijfskatheter)

*Suprapubische katheter = suprapubische katheter ligt in de blaas via een kunstmatig gemaakte opening; fistel. Zodra de katheter er niet meer in zit kan dit fistel zich binnen een uur sluiten (eenmalige katheter in de fistel plaatsen, zodat deze niet sluit).

Koorts

Begripsbepaling
Koorts is een verhoging van de lichaamstemperatuur boven 38°C rectaal gemeten. Koorts is een symptoom geen ziekte. Koorts is een reactie van het lichaam op een infectie en helpt bij het opruimen van de ziektekiemen. Het is belangrijk om de oorzaak te achterhalen. Het onderdrukken van de koorts vermindert het ziektegevoel maar bekort de ziekteduur niet.

Vragen

  • Hoe hoog is de temperatuur?
  • Hoelang houdt de koorts aan? (continue, aanvallen, koortsvrije periodes, koude rillingen)
  • Hoe is de bloeddruk en pols; wat zijn de uitgangswaarden van bloeddruk en pols? Wat is de ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Heeft cliënt nog andere klachten zoals hoesten, benauwdheid, pijn bij plassen, huiduitslag, braken, diarree, wonden?
  • Maakt cliënt een ernstig zieke indruk? (cyanotisch, transpireren, kortademig, suf, onrustig/verward, nekstijfheid)
  • Is cliënt recentelijk behandeld of wordt cliënt nu behandeld tegen een infectie (Covid, influenza, etc.)?
  • Is cliënt diabeet, COPD -patiënt of heeft cliënt een verminderde weerstand?
  • Is cliënt bekend met recidiverende infecties?
  • Is cliënt bekend met slecht functionerende temperatuurregulatie t.g.v. coma, hersentumor, CVA, infectie?
  • Welke medicatie gebruikt cliënt: antibiotica, prednison, paracetamol, NSAID’s?
  • Hoe is het met de intake van vocht en voeding?
  • Zijn er meer cliënten in de omgeving met dezelfde klachten?

Triagecriteria

Spoed

  • Shock verschijnselen
  • Nekstijfheid
  • Sufheid of verwardheid
  • Koude rillingen en ernstig ziek
  • Hevige benauwdheid

Dringend

  • Bij optreden van koorts onder antibiotica en/of prednison en/of paracetamol/NSAID gebruik
  • Bloed bij urine
  • Indien koorts niet reageert op paracetamol
  • Toename van klachten zoals braken, kortademigheid
  • Cliënten met verminderde weerstand, diabetes mellitus, COPD

Routine

  • Aanhoudende koorts na ingezette behandeling

Controles en acties

  • Bij een lichaamstemperatuur > 39 °C en < 40 °C, pols <100 en klinisch rustig beeld: Paracetamol 1000 mg oraal of supp voorkeur oraal. (Volgens protocol geven zonder recept) https://vilente.iprova.nl/QC/BP-558-B
  • Bij verdenking van een luchtweginfectie -> CRP bepalen om virus of infectie vast te stellen.
  • Veel laten drinken 1.5–2L en vochtbalans bijhouden.
  • Cliënten met diabetes mellitus bloedsuiker controleren.
  • Cliënten met hevige transpiratie koele afwassing geven en regelmatig droge kleding en lakens geven.
  • Cliënten geen deken geven.
  • Na 2 uur temperatuur meten om te zien of paracetamol effectief is.
  • Frequentie goede mond- en huidverzorging afspreken.
  • Bij pijn bij plassen of onrust: urine strippen (zie ook protocol verdenking urineweginfectie).
  • Frequentie controles afspreken (inclusief bloedsuikercontroles bij diabeten).
  • Bij wonden eventueel wondkweek afnemen in overleg met arts.

Kortademigheid

Begripsbepaling
Kortademigheid wordt gebruikt voor verscheidene klachten. De ernst bepaalt de urgentie. Kortademigheid is een symptoom voor allerlei ziekten en/of aandoeningen.

Belangrijk is te weten wat men bedoelt met kortademigheid. Een normale ademfrequentie is 15 x per minuut.

Vragen

  • Is cliënt bij bewustzijn?
  • Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie?
  • Hoe is de ademhaling? (zacht, kreunend, hoorbaar bij in-of uitademing, adequaat. Is er sprake van cyanose? Kan cliënt platliggen, hele zinnen zeggen?
  • Wanneer zijn de klachten begonnen en was dit geleidelijk of acuut?
  • Hoe is het gedrag? (rustig, onrustig, lijkt cliënt te stikken)
  • Zijn er andere klachten: pijn op de borst, pijn vastzittend aan de ademhaling, hoesten (productief/droog), koorts, kenmerken van een allergische reactie, ongeval, iets in de keel, verslikt?
  • Is cliënt bekend met COPD/Astma, hartfalen of hyperventilatie?
  • Bij COPD, wat is streefsaturatie van de cliënt?
  • Welke medicijnen gebruikt cliënt?

Triagecriteria

Spoed

  • Bewusteloosheid
  • Hevige benauwdheid (ademfrequentie > 30/min.) die snel verergert
  • Blauwe verkleuring in het gezicht of extremiteiten
  • Pijn op de borst
  • Hoge koorts (temperatuur > 40 °C)
  • Dreigende shock (dalende bloeddruk, stijgende pols)
  • COPD/Astma niet reagerend op medicatie
  • Indien er sprake is van een trauma, verslikken, iets in de keel

Dringend

  • Geleidelijke verslechtering (toename benauwdheid, toename koorts)
  • Toename onrust/verwardheid
  • Onvoldoende reactie op toegediende medicatie en toegepaste maatregelen

Routine

  • Evaluatie van medicatie en instellen op nieuwe of onderhoudsmedicatie
  • In kaart brengen van aanleiding/oorzaak van hyperventilatie

Controles en acties

    • Zet cliënt rechtop in bed of op een stoel of rand van het bed met ondersteuning van het bovenlichaam door bijvoorbeeld een nachtkastje.
    • Controleer bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
    • Geef de zo nodig voorgeschreven medicatie zoals extra luchtwegverwijder.
    • Geef zo nodig zuurstof (1L/min) bij saturatie < 95%.
    • Overleg met arts over inzet van zuurstof.
    • En bij onvoldoende effect/verergering klachten na inzet van extra medicatie en zuurstof of eerste keer klachten.

Bij angst en hyperventilatie

    • Stel de cliënt gerust en laat cliënt rustig ademen, drie seconden in en zes seconden uit.
    • Probeer samen met de cliënt het ademhalingspatroon onder controle te krijgen door een ontspanningsoefening te doen of cliënt af te leiden met een bezigheid.
    • Informeer naar de oorzaak die de klachten mogelijk hebben uitgelokt.
    • Bij onvoldoende of geen effect: overleg arts.

NB: Blazen in een zakje is niet evidence based en werkt niet. Zuurstof geven bij hyperventilatie geeft een averechts effect!

Obstipatie

Begripsbepaling
De toestand waarin iemands stoelgang een verandering ondergaat, gekenmerkt door een verminderde frequentie van ontlasting en/of harde ontlasting. De meest frequente oorzaken zijn: verkeerde leef- en eetgewoontes, vezelarme voeding, onvoldoende drinken, te weinig lichaamsbeweging.

Vragen

  • Heeft de cliënt een stoma, zo ja, welke stoma?
  • Hoeveel dagen was er geen ontlasting?
  • Hoe zag de laatste ontlasting eruit en was er sprake van bloed/slijm bijmenging?
  • Hoe is het normale patroon?
  • Hoe vindt de stoelgang plaats (toilet, stoel of bed, incontinentie)?
  • Heeft cliënt andere klachten (verminderde eetlust of gewichtsverlies, afwisselend obstipatie en diarree, overgeven, buikpijn, koorts, verwardheid)?
  • Voelt cliënt zich ziek?
  • Gebruikt cliënt medicijnen (laxantia, ijzersuppletie, pijnstillers met name opiaten, verapamil, cytostatica, maagzuurremmers, diuretica)?
  • Hoe is de vocht-voedingsintake van cliënt?
  • Is de buik boller dan normaal, drukpijnlijk, hard?
  • Is bij rectaal toucher ontlasting voelbaar (hard of zacht)?

Triagecriteria

Spoed

  • Braken
  • Bij hevige buikpijn (plankhard met druk/loslaat pijn)
  • Afwezigheid van darmgeluiden (stethoscoop)
  • Rectaal bloedverlies dat aanhoudt

Dringend

  • Ernstig ziek

Routine

  • Vermagering en verminderde eetlust
  • Bloed of slijm bij ontlasting
  • Afwisselend diarree en obstipatie
  • Chronische darmaandoening
  • Obstipatie door medicatiegebruik

Controles en acties

      • Cliënt stimuleren voldoende vocht tot zich te nemen; vochtlijst bijhouden (2L/dag).
      • Cliënt stimuleren tot het eten van adequate voeding (vezelrijk/ pruimen).
      • Glas lauw water drinken of pruimen eten op de nuchtere maag.
      • Warme dranken drinken (cafeïne).
      • Stimuleren tot mobiliteit (ook in bed oefeningen).
      • Bekijk met cliënt onder welke condities/omstandigheden hij gewend is gemakkelijk te defeceren.
      • Bij harde ontlasting in rectum evt. manueel verwijderen en eenmalig movicolon 1-2 sachets geven indien hierop geen resultaat dan overleg arts
      • Defecatielijst bijhouden.

Bij stoma

Wondbreuk, naadlekkage, klysma, tumor, recent gezet, protocol klysma bij stoma (toedienen medicinaal klysma via colostoma van Vilans).

Pijn op de borst

Begripsbepaling
Hevige (beklemmende, drukkende, samensnoerende) pijn achter borstbeen (=pectoris), in de rug en/of uitstralend naar kaak/armen, benauwdheid (angina), zweten, angstklachten worden uitgelokt door inspanning, emoties, kou, warmte.

Klachten verdwijnen binnen 15 minuten in rust en/of binnen enkele minuten na het gebruik van sublinguaal toegediende nitraten. Let op: Het uitblijven van klachten bij inspanning omdat cliënt zijn inspanning aanpast of geen inspanning kan leveren. Oorzaak vernauwing van de kransslagader(s) van het hart wat leidt tot zuurstoftekort van de hartspier wat pijn veroorzaakt. Indien er sprake is van een totale afsluiting spreekt men van infarct.

Vragen

  • Wat is de bloedruk, pols, temperatuur, ademfrequentie en saturatie?
  • Wat is bekend over het beleid bij deze cliënt?
  • Waar zit de pijn precies en kan cliënt vertellen of deze ergens naar toe uitstraalt. Kan cliënt beschrijven wat soort pijn het is? (drukkend/beklemmend/scheurend)
  • Heeft cliënt eerder deze klachten gehad? Zo ja, herkent cliënt deze pijn van eerdere aanvallen van angina pectoris dan wel myocard-infarct?
  • Is cliënt kortademig? Is ademhaling normaal? Geeft cliënt sputum op?
  • Is cliënt zweterig/klam/misselijk. Heeft cliënt neiging tot flauwvallen?
  • Welke medicatie gebruikt cliënt?
  • Is er interventiemedicatie (isosorbidedinitraat, nitroglycerinespray) gegeven en met welk effect?

Triagecriteria

Spoed

  • Shockverschijnselen (zie protocol dreigende shock)
  • Indien klachten niet reageren op interventiemedicatie of zelfs toenemen
  • Beklemmende retrosternale pijn en misselijkheid, braken, zweten
  • Opgeven van roze, schuimend sputum

Dringend

  • Optreden van klachten ook in rust
  • Optreden van klachten > 2 x per 24 uur
  • In combinatie met koorts en benauwdheid (longontsteking)
  • Bij het tevens ontstaan van dik been, verhoogde polsfrequentie, temperatuur licht verhoogd

Routine

  • Toename agina pectoris klachten de laatste tijd goed reagerend op medicatie
  • Voor het eerst optreden van agina pectoris klachten, echter wel reagerend op medicatie

Controles en acties

  • Op geleide van bloeddruk > 90 mmHg systolisch isosorbidedinitraat 5mg sublinguaal geven of andere voorgeschreven interventiemedicatie. Indien geen effect overleg met arts. Bij systolische bloeddruk < 90 mmHg altijd overleg arts.
  • Cliënt rechtop in bed, knellende kleding los maken.
  • Zorg voor rust rondom de cliënt.
  • Cliënt mag niet alleen gelaten worden.
  • Controleer bloeddruk, pols en ademhalingsfrequentie. Bij verslechtering arts waarschuwen.
  • Bij terugkerende pijn op de borst: overleg met arts welke interventies in te zetten.

Rectaal bloedverlies

Begripsbepaling
Bij bloedverlies per anum spreekt men van rectaal bloedverlies. Oorzaken kunnen zijn: bacteriële ontsteking, colitis ulcerosa, ziekte van Crohn, divertikels, fissura ani, hemorroïden, poliepen, tumor.

Vragen

  • Hoeveel bloedverlies? Probeer een inschatting te maken van de hoeveelheid.
  • Wat is de kleur? (helderrood, donkerrood of zwart)
  • Ligt het bloed op de ontlasting, ernaast of is het met de ontlasting vermengd?
  • Is er sprake van diarree met slijm en/of stolsels?
  • Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie?
  • Is cliënt bekend met maagdarmproblemen? (colitis ulcerosa, Crohn, divertikels, maagzweer)
  • Heeft cliënt aambeien?
  • Gebruikt cliënt medicatie? (bloedverdunners, ferrofumaraat, NSAID’s)
  • Heeft cliënt buikpijn? (lokalisatie, uitstraling)
  • Is cliënt ook aan het braken? (kleur, aspect, frequentie)

Triagecriteria

Spoed

  • Shock verschijnselen (zie protocol dreigende shock)
  • Grote bloeding zonder shock verschijnselen

Dringend

  • Algeheel ziek
  • Diarree met bloed en/of slijm en koorts
  • Aanhoudend helderrood bloedverlies
  • Gebruik bloedverdunners

Routine

  • Klachten ten gevolge van hemorroïden

Controles en acties

      • Bij gebruik bloedverdunners overleg met de arts.
      • Observeren bloedverlies; aanhouden/toename/stoppen.
      • Bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie herhalen.
      • Bij aambeien: laxerend voedsel, veel drinken, met arts overleggen over in inzet van evt. laxantia en aambeienzalf.
      • Bij verslechtering klinisch beeld contact arts.

Rood oog (visusklachten)

Begripsbepaling
Roodheid van het oog wordt veroorzaakt door aandoeningen van de conjunctiva, de sclera en het voorste oogcompartiment. Bij roodheid van één of beide ogen is de diagnose in de regel te stellen op basis van anamnese en inspectie. Het is van belang dat onderscheid gemaakt wordt tussen visus bedreigende aandoeningen (vooral keratitis, iridocyclitis en acuut glaucoom), onschuldige aandoeningen (zoals conjunctivitis, subconjunctivale bloeding en episcleritis) en ernstige van niet ernstige oogletsels. Alarmsymptomen: pijn, daling gezichtsvermogen, lichtschuwheid.

Vragen

  • Alarmsymptomen: pijn, daling gezichtsvermogen, lichtschuwheid?
  • Is er sprake van oogtrauma+toedracht? (corpus alienum, UV-straling, etsing, fysisch geweld)
  • Heeft cliënt klachten aan één of beide ogen?
  • Heeft cliënt pijn aan het oog? (misselijk, braken, hoofdpijn)
  • Heeft cliënt visusklachten? (dubbelzien, lichtflitsen)
  • Duur en beloop van de klachten? (intermitterend/persisterend)
  • Is er sprake van afscheiding uit het oog? Dichtgeplakt zitten van de ogen? (‘s ochtends)
  • Gebruikt cliënt cosmetica en/of contactlenzen? (onderhoud)
  • Is er recent contact met personen met een rood oog?
  • Heeft cliënt recente bovenste luchtweginfectie gehad?
  • Heeft cliënt corpus-alienum-gevoel of gevoel van branderigheid?
  • Heeft cliënt een eerdere episode van conjunctivitis gehad?
  • Heeft cliënt jeuk en klachten die passen bij een atopisch syndroom?
  • Wat is de medische voorgeschiedenis en comorbiditeit? (DM, oog- heelkundige voorgeschiedenis; recente laserbehandeling of oogoperatie)
  • Welke medicijnen gebruikt cliënt? (bloedverdunners)

Triagecriteria

Spoed

  • Acute visusdaling
  • Rood of zeer pijnlijk oog, met misselijkheid en braken
  • Ernstig oogletsel (stomp trauma of doorboord)
  • Loog, kalk of zuur in het oog

Dringend

  • Gebruik antistolling (acenocoumarol)
  • Corpus alienum in het oog
  • Rood en pijnlijk oog
  • Acuut ontstaan en dubbelzien
  • Lichtflitsen

Routine

  • Oogontsteking langer dan 3 dagen zonder verbetering
  • Oogontsteking met hevig pussende afscheiding

Controles en acties

Bij infectie

    • Reinig oog met kraamwater.
    • Voorkom irritatie (contactlenzen, make-up).
    • Overleg arts voor oogzalf.

Bij subconjunctivaal hematoom

    • Wordt vanzelf opgeruimd door lichaam.
    • Vermijd persen en hoestbuien.

Bij etsing (ongeval waarbij een schadelijke bijtende stof in de ogen komt)

    • Direct spoelen met kraanwater 10-20 minuten.
    • Overleg arts.

Roodheid van de huid (erytheem)

Begripsbepaling
Erytheem is een veelvoorkomend vaak onschuldig symptoom. Soms is het een uiting van een ernstige infectieziekte (erysipelas) die snelle behandeling behoeft. Erytheem kan gegeneraliseerd voorkomen of lokaal.

Vragen

  • Wanneer is de uitslag/roodheid gesignaleerd/ontstaan?
  • Waar zit de uitslag/roodheid precies? (gezicht, nek, rug, handen, knieholten)
  • Hoe ziet de uitslag/roodheid eruit? (begrensd, diffuus)
  • Is cliënt bekend met allergieën?
  • Is cliënt bekend met een huidaandoening?
  • Heeft cliënt jeuk?
  • Heeft cliënt pijn?
  • Wordt nachtrust belemmerd door jeuk/pijn?
  • Is cliënt recentelijk gestart met een nieuw medicijn? (b.v. antibiotica)
  • Heeft cliënt eerder deze klachten gehad? Zo ja, wat was de diagnose en behandeling?
  • Heeft cliënt nog andere klachten? (zwelling, benauwdheid)
  • Welke medicijnen gebruikt cliënt?
  • Hebben meerdere cliënten deze klachten?

Triagecriteria

Spoed

  • Acute allergische reactie gepaard gaande met zwelling in halsgebied
  • Voorkomen van dezelfde klachten bij andere cliënten

Dringend

  • Allergische reactie ten gevolge van antibioticagebruik, andere medicatie of voedsel
  • Koorts (erysipelas)

Routine

  • Opleving van eczeem die behandeling behoeft
  • Evaluatie medicatievoorschrift dat geleid heeft tot allergische reactie

Controles en acties

Bij allergische reactie:

  • Observatie uitbreiding erytheem en/of zwelling.
  • Vitale functies inclusief ademfrequentie controleren.
  • Aangedane lichaamsdelen eventueel koelen.

Jeuk:

  • zie protocol jeuk.

Eczeem:

  • Bestrijd droge huid (geen zeep, niet te warm water, na het wassen huid invetten) ook indien eczeem niet actief is.
  • Vermijd irriterende en afsluitende kleding dus katoen/natuurzijde.
  • Zonlicht heeft een positief effect maar niet te veel!
  • Eventueel ‘s nachts katoenen handschoenen dragen (krabben).

Erysipelas:

  • Indien mogelijk koelen met natte verbanden.
  • Overleg arts over start antibiotica en evt. pijnstilling.
  • Frequentie controles temperatuur afspreken.
  • Contact isolatie afspreken (schort, handschoenen)
  • Roodheid aftekenen en foto’s maken.

Schedelletsel

Begripsbepaling
Het door uitwendig geweld (klap of val) ontstaan van letsel aan het hoofd. Dit letsel kan zichtbaar zijn aan de buitenkant van de schedel en/of gezicht (wond/snee) maar kan ook onzichtbaar binnen de schedel (hersenletsel) aanwezig zijn.

Vragen

  • Is cliënt bewusteloos?
  • Is cliënt bewusteloos geweest? Hoelang?
  • Wat is de bloeddruk, pols en ademhaling + ademfrequentie?
  • Wat is er de toedracht, vermoedelijke oorzaak, tijd, plaats, datum van het trauma?
  • Is er sprake van een bloedende hoofdwond?
  • Hoe is cliënt nu? (opgewonden, suf, slaperig, hoofdpijn/misselijkheid/ braken, koorts, trekkingen, verwardheid, angst, uitvalsverschijnselen)
  • Weet cliënt wat er gebeurd is?
  • Komt er vocht of bloed uit neus of oren?
  • Zijn er andere verwondingen?
  • Welke medicatie gebruikt cliënt? (psychofarmaca, antistolling, sedativa)
  • Zijn er drugs, alcohol of medicijnen gebruikt?
  • Wat is de medische voorgeschiedenis (bekend met stollingsstoornissen) en co-morbiditeit?
  • Wat is het medisch behandelbeleid?

Triagecriteria

Spoed

  • Bij bewusteloosheid op het moment van melding
  • Bij helder strogeel vochtverlies of bloed uit oren of neus (kan hersenvocht zijn)
  • Sufheid, vooral in toenemende mate
  • Gebruik bloedverdunners
  • Niet te stelpen hoofdwond

Dringend

  • Bewusteloosheid die langer dan 15 minuten heeft geduurd
  • Amnesie langer dan 1 uur
  • Verwardheid
  • Bijzondere omstandigheden zoals ontregeling van chronische ziekten gebruik van alcohol en/of drugs
  • Letsel ten gevolge van agressie

Routine

Controles en acties

  • Blijf rustig en zorg voor een rustige omgeving.
  • Bij bewusteloosheid cliënt in stabiele zijligging leggen of 30° doordraaien op buik. https://vilente.iprova.nl/QC/66-WXY-2
  • Enige pijnstiller die gebruikt mag worden is paracetamol.

Bij zichtbaar bloedverlies

  • Bloeding stelpen eventueel ijspakking geven maar geen pressie op wond laten uitoefenen.
  • Snede in hoofd eventueel lijmen (histoacryl, zwaluwstaartjes) of hechten of beschermen met steriel gaasje. Totaal bloedverlies inschatten.
  • Bij aanwezigheid van nekklachten: nek stabiliseren; zo min mogelijk laten bewegen of aankomen.
  • Laat cliënt niet eten en drinken of geef geen pijnstillers of sedativa in geval van hersentrauma.
  • Bij helder, strogeel vochtverlies of bloed uit oren of neus; niet tegenhouden, cliënt niet laten snuiten!
  • Als de patiënt niet normaal reageert op vragen, neem dan direct contact op met de d.d. arts. De sufheid kan op een verslechtering van de toestand wijzen.
  • Bel ook een arts als cliënt last heeft van forse hoofdpijn, aanhoudende misselijkheid of herhaald braken.
  • MIC-Melding (laten) invullen.

Scheurwond (skintear)

Begripsbepaling
De huid is door een trauma afgescheurd van de onderlaag. Komt vooral voor bij ouderen met een dunne kwetsbare (atrofische) huid en bij cliënten die veel of langdurig corticosteroïden gebruiken. Een gering trauma, zoals het vastpakken of overtillen van de cliënt (wrijvings- en/of schuifkrachten), of het lostrekken van een kleefpleister, kan de huid al beschadigen. Skintears zijn pijnlijk en onesthetisch en variëren in oppervlakte, diepte, locatie en hoeveelheid weefselverlies.

Men onderscheidt 3 categorieën

  1. skintear zonder weefselverlies.
  2. skintear met gedeeltelijk weefselverlies.
  3. skintear met volledig verlies van de huidflap.

Vragen

  • Is de bloeding te stelpen? Is er sprake van helderrood, spuitend bloed?
  • Wat is de oorzaak van de verwonding?
  • Is er sprake van ander letsel?
  • Kan de wond verontreinigd zijn? (bijtwonden, straatvuil, snijwonden)
  • Kan de wond schoongemaakt worden?
  • Heeft cliënt een verminderde weerstand?
  • Gebruikt cliënt bloedverdunners?
  • Is cliënt gevaccineerd tegen tetanus?

Triagecriteria

Spoed

  • Niet te stelpen of spuitende bloeding
  • Vermoeden van ander letsel

Dringend

  • Overleg tetanusvaccinatie

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

Bij een arteriële bloeding met skintear

    • Huidflap proberen terug te schuiven.
    • Alginaat (kaltostat) erover met 5 gazen (10 – 10 cm).
    • Drukverband aanleggen.

Categorie I skintear zonder weefselverlies

    • Spoel de wond met fysiologische oplossing. Goed laten drogen.
    • Ontsmet indien ontstaan in een vuil milieu.
    • Breng met behulp van pincet de huidflap op zijn oorspronkelijke plaats.
    • Lijm evt. de huidflap, maar indien dit niet mogelijk is:
    • Plaats een siliconenverband (Mepitel) en verwijder pas na 5 dagen.
    • Plaats een secundair verband om wondvocht te absorberen – verwissel dat zolang er wondexsudaat geproduceerd wordt.
    • Fixeer met een licht compressieve zwachtel.

Categorie II skintear met gedeeltelijk weefselverlies

    • Wondverzorging zoals bij categorie I.
    • Hierna afdekken met een schuimverband of leg Aquacel op de wond (over de wondranden) en dek af met een absorberend verband en fixeer met een zwachtel. Controleer volgende dag of Aquacel vastzit. Zo ja, niet meer verwijderen. Indien niet nieuwe laag Aquacel erop leggen.
    • Gevormde (Aquacel) korst 1 x daags insmeren met vaseline. Korst laat vanzelf los (14 dagen, max. 5 weken)
    • Indien korst ingedroogd is, mag korst nat worden (douchen).

Categorie III skintear met volledig verlies huidflap

    • Wond vergelijkbaar met schaafwond.
    • Afdekken met schuimverband of behandeling met Aquacel zoals Stadium II.
    • Eerste dagen veel exsudaat; verband alleen vervangen bij verzadiging.

Algemeen

Preventie bij dagelijkse zorg: Opletten bij aantrekken steunkousen, opletten tijdens transport (rolstoel), kortgeknipte nagels, geen juwelen, goede tiltechniek, bescherming broze huid: beschermende huidolie, lange mouwen/ kousen, zwachtels en geen kleefpleisters, been of elleboogbeschermers, beschermfilter (Cavilonspray) onder kleefpleisters indien gebruik nodig.

Slapeloosheid

Begripsbepaling
Slapeloosheid is een 24-uurs probleem. Dit houdt in dat iemand overdag last kan hebben van de gevolgen van slapeloosheid. Ongeveer 2/3 van de mensen slaapt 7-8 uur per nacht. Ouderen slapen oppervlakkiger en zijn vaker wakker. Slapeloosheid verhelpen of accepteren zonder slaapmiddelen heeft sterk de voorkeur vanwege de bijwerkingen en gewenning.

Vragen

  • Wat is de voornaamste klacht? (niet kunnen inslapen, ’s nachts wakker worden, wakker liggen, vermoeidheid/slapen overdag)
  • Wat is de oorzaak? (geluidsoverlast, licht, angst, lichamelijk ongemak, piekeren)
  • Hoeveel nachten per week heeft cliënt last?
  • Wat is het normale slaappatroon van cliënt? (evt. heteroanamnese)
  • Heeft cliënt gebruiken/rituelen voor het slapen gaan?
  • Welke medicijnen gebruikt cliënt? (pijnstillers, psychofarmaca, bètablokkers)
  • Drinkt cliënt alcohol, koffie, thee, cola voor het slapen gaan?

Triagecriteria

Spoed

  • Niet van toepassing

Dringend

  • Niet van toepassing

Routine

  • Kortdurende slapeloosheid: slaapklachten > 3 weken en ten minste 2 nachten per week
  • Chronisch slaapmiddelengebruik
  • Specifieke slaapstoornis
  • Vermeende insomnie: klachten over slaap, zonder klachten overdag

Controles en acties

  • Observatie en rapportage van slaapritme van cliënt.
  • Informeren naar gebruiken en gewoontes voor het slapen gaan en deze zoveel mogelijk handhaven.
  • Zorg voor een rustige, goed verduisterde slaapomgeving.
  • Adviseer geen koffie, cola, thee, alcohol of zware lichamelijke inspanning uren voor het slapen gaan.
  • Laat cliënt pas naar bed gaan als cliënt slaperig is.
  • Laat cliënt geen dutjes overdag doen.

Slikstoornissen

Begripsbepaling

Symptomen van slikklachten

  • Speekselverlies.
  • “balletjesgevoel” in de keel.
  • Drukgevoel in de keel of op de borst.
  • Onaangenaam gevoel bij het slikken.
  • Gewichtsvermindering door te weinig voeding.
  • Hoesten en/of neiging tot overgeven of stikgevoel.
  • Plotseling rode en/of tranende ogen (stille aspiratie).

Oorzaken

  • CVA allergische reactie (medicatie?).
  • Verminderde speeksel- secretie (M. Sjogren, ouderdom, medicatie).
  • Neurologische ziekten (M. Parkinson, dementie).
  • Obstructie in de keel/ slokdarm (voedselbrok abces of tumor).
  • Schildklieraandoeningen.
  • Stoornissen in de bewegelijkheid van de slokdarm.
  • Alcoholisme, Zenker divertikel.
  • Bewustzijnsdaling.

Vragen

  • Sinds wanneer zijn de slikklachten ontstaan? (acuut, langzaam, na wegraking)
  • Zijn er bewustzijnsstoornissen?
  • Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur en wat zijn de normaalwaarden?
  • Zijn er andere uitvalsverschijnselen?
  • Hoest de cliënt na slikken?
  • Heeft cliënt zich verslikt?
  • Kan er al sprake zijn van een aspiratiepneumonie?
  • Wat is mogelijk de oorzaak van de slikklachten? (CVA/TIA, vastzittend voedsel, dikke keel/mond/tong)
  • Zijn de slikklachten ten aanzien van vast of vloeibaar voedsel?
  • Wanneer kan de logopedist cliënt beoordelen?

Triagecriteria

Spoed

  • Plotseling optreden van slikklachten op basis van zwelling keel/halsgebied
  • Vastzittend stuk voedsel in slokdarm

Dringend

  • Verdenking CVA/TIA
  • Sondevoeding gestart moet worden

Routine

  • Verdere behandeling en beleid ten aanzien van voeding

Controles en acties

    • Indien cliënt niet binnen 24 uur gezien en beoordeeld kan worden door een logopedist dan zelf de slikproef uitvoeren volgens protocol slikproblemen indien aanwezig in de organisatie. Let op: uitvoering protocol mag alleen na scholing en autorisatie door logopedist.
    • Voorlichting en advies conform protocol/afspraken logopedie.
    • Bijhouden vocht en voedsel intakelijst volgens afspraak organisatie.

https://vilente.iprova.nl/QC/DF-68-48 

Urineretentie

Begripsbepaling
Het niet spontaan kunnen urineren bij een volle blaas, of de blaas niet helemaal kunnen legen. We spreken van acute urineretentie als dit plots optreedt en van chronisch urine- retentie als de retentie zich langzaam ontwikkelt.

Vragen

  • Geeft de cliënt buikpijn aan?
  • Heeft de cliënt een opgezette buik, een gevoel van druk op de buik/blaas?
  • Komt de urineproductie moeilijk op gang?
  • Heeft de cliënt continue aandrang om te urineren?
  • Verliest de cliënt gedurende de dag kleine beetje urine?
  • Voelt de cliënt het aan als de blaas vol is?
  • Heeft cliënt recentelijk een CAD gehad?
  • Heeft cliënt zintuigelijke en/of cognitieve beperkingen?

Triagecriteria

Spoed

  • Retentie van 400 ml of meer
  • Buikpijnklachten
  • Algehele malaise

Dringend

  • Toename van onrust /agitatie
  • Opgezette buik
  • Incontinentie (door overloop blaas)

Routine

Controles en acties

    • Blaas scannen met behulp van een bladderscan.
    • Let op een goede zithouding op het toilet (rechtop zitten; eventueel de knieën iets omhoog).
    • Blaas legen door (eenmalige) katheterisatie.
    • Met arts overleggen over plaatsen van verblijfskatheter bij veelvuldig voorkomen van retentie.

Veranderend gedrag

Begripsbepaling
Veranderd gedrag is gedrag dat afwijkend is van iemands normale gedrag. De term dekt een scala aan toestanden die het gevolg kunnen zijn van plotseling optreden van fluctuerende verstoringen van bewustzijn, aandacht, waarneming, geheugen, oriëntatie vermogen, denken, slaapwaakritme en psychomotorisch gedrag.

Vragen

  • Wat voor gedrag vertoont cliënt?
  • Is bewustzijn verlaagd? Zie protocol wegraking en/of verdenking delier.
  • Hoe en wanneer is het begonnen en hoe is het verloop? (acuut, langzaam, gevolgd na een gebeurtenis)
  • Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie, saturatie, bloedsuikerwaarde?
  • Heeft cliënt een psychiatrische voorgeschiedenis?
  • Heeft cliënt diabetes mellitus? Zo ja, wat is de bloedsuikerwaarde?
  • Heeft cliënt mictieproblemen? (CAD, UWI, anurie)
  • Heeft cliënt defecatieproblemen? (obstipatie, diarree, buikklachten)
  • Heeft cliënt een dementieel syndroom?
  • Is er sprake van hallucinaties/wanen/angst?
  • Is cliënt agressief, dreigend naar anderen of zichzelf toe?
  • Heeft cliënt pijn of andere klachten?
  • Welke medicatie gebruikt cliënt? Zijn er wijzigingen geweest?
  • Hoe is de vocht- en voedingsintake? (dehydratie)
  • Heeft cliënt alcohol en/of drugs/medicijnen gebruikt?
  • Wat is er tot nu toe geprobeerd om het gedrag te beïnvloeden?

Triagecriteria

Spoed

  • Ademnood, bewustzijnsdaling of shock
  • Gewelddadig of bedreigend gedrag
  • Suïcidaliteit of uitingen hiervan
  • Niet te couperen agressie
  • Overdosis drugs of intoxicatie medicijnen
  • Bij niet-corrigeerbare hypoglycemie

Dringend

  • Onrust en verwardheid die nooit eerder is gesignaleerd
  • Onrust en verwardheid die na interventie blijft bestaan
  • Onoplosbare katheterproblemen
  • Toenemende pijnklachten, ziek zijn
  • Wanen en hallucinaties (achterdocht), angst

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

    • Neem beschermende maatregelen voor (mede)cliënt(en) en/of personeel indien er sprake is van acute dreiging.
    • Bepaal bij cliënten met diabetes mellitus de bloedsuikerwaarde.
    • Bij lichamelijk klachten zoals, buikpijn, aandrang, pijn bij het plassen, koorts (verdenking UWI): urine opvangen en strippen.
    • Beoordeel buik op mogelijke obstipatieklachten (bol, def. lijst, evt. rectaal toucher) of blaasretentie (bladderscan of katheteriseren).
    • Controleer of de juiste medicatie, op het juiste tijdstip en juiste dosis is gegeven.
    • Controleer huidturgor en slijmvliezen en mictie/def. patroon (dehydratie?).
    • Bekijk of een specifieke benadering eerder succesvol is gebleken.
    • Pas een belevingsgerichte benadering toe in een rustige prikkelarme omgeving; laat eventueel een ‘vreemd gezicht’ de cliënt benaderen of specifiek een man of vrouw.
    • Bij verdenking delier vul DOS-lijst in (Delier Observation Scale).

Verdenking delier

Begripsbepaling
Een delier is een vrij plotseling optredende verwardheidstoestand die erg kan wisselen over de dag en de nacht. Belangrijkste symptomen zijn: wisselend bewustzijn, desoriëntatie, incoherent denken en hallucinaties. De meest voorkomende oorzaak van een delier is een infectie, medische ingreep c.q. ongeval of medicamenteus (antidepressiva, antiparkinsonmiddelen, anticholinergica, antiaritmica en prednison) of ten gevolge van ontregeling chronische aandoening (cardiaal, respiratoir, metabool/endocrien, neurologisch).

Een delier kan in verschillende vormen voorkomen:

  • Onrustig (hyperactief) met of zonder hallucinaties;
  • Apatisch (hypoactief);
  • Gemengd.

Vragen

  • Heeft cliënt wisselend bewustzijn of aandachtsproblemen?
  • Is er sprake van onlogisch, incoherent denken of onsamenhangend spreken?
  • Is er sprake van geheugenstoornis?
  • Is de cliënt gedesoriënteerd in tijd plaats of persoon?
  • Is cliënt plukkerig? Zit cliënt telkens met de handen te friemelen?
  • Heeft de cliënt last van wanen en/of hallucinaties en zijn deze beangstigend of verontrustend?
  • Is er sprake van onrust of juist apathie?
  • Zijn er symptomen die op een infectie wijzen? (koorts, hoesten, dyspnoe, pijnlijke frequente mictie)
  • Is er recent een medicatiewijziging geweest?
  • Heeft cliënt recent een trauma of medische ingreep gehad?
  • Zijn er aanwijzingen voor urineretentie of obstipatie?
  • Is er sprake van alcohol, drugs of nicotine onttrekking?
  • Heeft cliënt slaaptekort, is er sprake van uitputting?
  • Kan er sprake zijn van onvoldoende vocht en voedingsintake?
  • Heeft de cliënt een visus- en/of gehoorprobleem?
  • Wat zijn de controles bloeddruk, pols, ademfrequentie, temperatuur en saturatie op indicatie glucose?

Triagecriteria

Spoed

  • Als cliënt erg onrustig is en dreigt zichzelf of anderen schade toe te brengen
  • Als cliënt erg onrustig is en dreigt zichzelf of anderen schade toe te brengen opdrachten uitvoeren, suïcidaal)

Dringend

  • Als een bekende behandelde delier verandert of verergert
  • Koorts en algeheel ziek zijn
  • Verdenking onthoudingsdelier

Routine

Controles en acties

    • Herkenningspunten bieden: klok, kalender, foto’s.
    • Rustige, vertrouwde omgeving creëren: prikkeldosering.
    • Continue kamerverlichting.
    • Gebruik bril en gehoorapparaat.
    • Begrip tonen voor angst.
    • Niet meegaan in waanideeën.
    • Voldoende vochtinname.
    • Adequate voeding.
    • Bij voorkeur geen vrijheidsbeperkende maatregelen. Gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen alleen in overleg met arts.
    • Veiligheid: bed en bedhekken in de laagste stand, verwijder gevaarlijke voorwerpen,  frequente controle bij cliënt. Vul formulier maatregelen WZD in.

Verdenking heupfractuur

Begripsbepaling
Bij een heupfractuur is de hals van het bovenbeen gebroken. Dit is het bovenste deel van het bovenbeen. Pijn, zwelling, beperkte beweeglijkheid of niet kunnen belasten, samen met een beenlengteverschil zijn de belangrijkste verschijnselen. De voet aan de aangedane zijde ligt meer naar buiten gedraaid (exorotatie).

Vragen

  • Wat is de oorzaak van het trauma; wat is er precies gebeurd?
  • Is cliënt bij bewustzijn en aanspreekbaar?
  • Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie?
  • Zijn er pijnklachten en zo ja, wat is de lokalisatie?
  • Is het been verkort en in exorotatie?
  • Is verkorting mogelijk al bekend bij cliënt voor het trauma?
  • Kan cliënt been bewegen/optillen/naar zich toe buigen/naar buiten toe draaien?
  • Is er nog ander letsel (ribben/rug)?
  • Zijn er neurologische uitvalsverschijnselen?
  • Heeft cliënt eerder een heup of pols/wervel gebroken?
  • Wat is de medische voorgeschiedenis en co-morbiditeit? (bijvoorbeeld osteoporose)
  • Gebruikt cliënt medicijnen zo ja, welke? (antistolling)
  • Hoe was mobiliteit voor het trauma?

Triagecriteria

Spoed

  • Indien er sprake is van een femurschachtfractuur (bovenbeenfractuur, standverandering in het midden van het bovenbeen) en/of indien het bovenbeen dik en extreem pijnlijk is/wordt
  • Indien trauma veroorzaakt is door ander onderliggend lijden hetgeen acute behandeling behoeft (b.v. niet-corrigeerbare hypoglycemie)
  • Bij dalende tensie en stijgende pols (shock)

Dringend

  • Altijd overleg arts bij verdenking heupfractuur voor verder beleid

Routine

  • Herbeoordeling bij verdenking fractuur

Controles en acties

    • Gebruik bij voorkeur passieve lift om cliënt in bed te leggen na overleg met arts.
    • Controle bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
    • Cliënt heeft tot nader order bedrust: d.w.z. rugligging in licht glooiende houding op geleide van pijn.
    • Transfers in bed door twee personen. Draai cliënt indien nodig op aangedane zijde met een kussen tussen de benen ter hoogte van de knieën (maak gebruik van glijzijl).
    • Gebruik urinaal, plasschuitje of incontinentiemateriaal voor toiletgang.
    • Geef pijnstilling paracetamol eenmalig 1000 mg, https://vilente.iprova.nl/QC/BP-558-B.
    • MIC-melding (laten) invullen volgens afspraak organisatie.
    • In dossier rapporteren: datum, tijd, plaats, vermoedelijke oorzaak, aanwezigheid van andere mensen.

Verdenking urineweginfectie

Begripsbepaling
Urineweginfecties worden onderverdeeld in ongecompliceerde en gecompliceerde urineweginfecties. In het eerste geval heeft de cliënt in principe een normale afweer en normale urinewegen. Bij gecompliceerde urineweginfecties heeft de cliënt functionele of anatomische afwijkingen aan de urinewegen en/of er zijn andere oorzaken van verminderde weerstand, zoals diabetes mellitus en stoornissen van het immuunapparaat. Het brede scala van symptomen kan variëren van frequente lozingsdrang, pijnlijke lozing, buikpijn, koorts, flankpijn, algehele malaise en tot zelfs levensbedreigende sepsis. De symptomen zijn verder afhankelijk van de leeftijd van de cliënt: bij ouderen kan verwardheid, koorts en incontinentie (retentie) optreden.

Vragen

  • Hoe ziek is de cliënt? (rillingen, algemeen ziek zijn of zijn er atypische klachten zoals buikpijn, misselijkheid, onrust, verwardheid. Bij veranderd gedrag 24 uur observatie)
  • Heeft cliënt pijnlijke, branderige of moeite met mictie, toegenomen mictiefrequentie, loze aandrang, nieuwe/ vaker urine- incontinentie, pusafscheiding in de plasbuis of hematurie?
  • Is incontinentie ontstaan of reeds bestaande incontinentie toegenomen?
  • Geeft cliënt pijn in de rug, flank, perineum of onderbuik aan?
  • Heeft cliënt eerder episodes met vergelijkbare klachten gehad?
  • Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie?
  • Hoe is de normale vocht-voedingsintake?
  • Heeft cliënt een (suprapubische) katheter? Zijn hier problemen mee op dit moment? Wanneer voor het laatst gewisseld?
  • Wat is de medische voorgeschiedenis en comorbiditeit? (diabetes mellitus, recidiverende urineweginfecties, nier- en/of urinewegziekten)
  • Welke medicijnen gebruikt cliënt? (antibiotica gestart of gestopt)
  • Wat zijn de afspraken voor medische behandeling?

Triagecriteria

Spoed

  • Koude rillingen, hoge koorts en snelle pols
  • Koliekpijn onder in de rug
  • Delier, verwardheid

Dringend

  • Cliënt is ziek of plotseling verward en heeft typische of atypische klachten die kunnen wijzen op een urineweginfectie

Routine

  • Specifieke of aspecifieke klachten waarbij een urineweginfectie moet worden uitgesloten

Controles en acties

  • Controle temperatuur
  • Veel drinken: streven naar 2 liter per dag.
  • Vochtintakelijst bijhouden.
  • Bij diabetes mellitus bloedsuikercontrole.
  • Bij katheter controle doorgankelijkheid en datum wissel.
  • Bij verwardheid: bladderscan; urineretentie > 400 ml éénmalig katheteriseren.
  • Bij lichamelijke klachten zoals: buikpijn, aandrang, pijn bij het plassen, moeite om te plassen, nieuwe/ vaker urine-incontinentie, pusafscheiding in plasbuis of koorts -> Urine opvangen voor strippen*. Indien pos. leuco’s en nitriet overleg arts over antibiotica.
  • Bij CAD of suprapubische katheter na overleg met arts over inzetten van urine kweek (dan eerst katheter vervangen voordat de urine afgenomen wordt voor kweek) (Urinestrippen heeft geen zin bij katheter).
  • Na starten antibiotica bij aanwezigheid van katheter volgende dag katheter wisselen. 

Wanneer stick je urine niet

  • Als een cliënt veranderd gedrag toont (zoals ‘anders dan anders’ zijn), ‘vage’ klachten heeft (zoals moe zijn), of de geur/kleur van de urine anders is. Deze klachten passen niet bij een UWI.
  • Als een cliënt klachten heeft die duidelijk passen bij een UWI. ‘Bevestiging’ met een urinestick is niet nodig.

Wanneer is urine sticken wel zinvol?

Urine sticken is alléén zinvol als de cliënt UWI- klachten heeft én de arts twijfelt tussen een UWI en iets anders. De urinestick wordt dan gebruikt om een UWI uit te sluiten.

Vergiftiging

Begripsbepaling
Blootstelling aan giftige stoffen al dan niet opzettelijk. Giftige stoffen kunnen via verschillende wegen het lichaam betreden; mond, longen, huid of de ogen. Via huid/ogen zal hoofdzakelijk een lokale reactie optreden.

Vragen

  • Welke stof is ingenomen of waaraan is cliënt blootgesteld?
  • In welke hoeveelheid, sterkte en concentratie?
  • Zijn er ziekteverschijnselen: verminderd bewustzijn, ademhalingsproblemen, braken, bleek of klamme huid, epileptisch insult, slikproblemen?
  • Wat is de bloeddruk, pols en temperatuur?

Triagecriteria

Spoed

  • Shockverschijnselen
  • Ademhalingsproblemen
  • Epileptisch insult
  • Slikproblemen

Dringend

  • Niet van toepassing

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

Geen interventie nodig bij inname van of blootstelling aan

  • Inkt van balpen, vulpen, viltstift, cosmetica, gum, kaarsen, kleikorrels(plantenbakken), krijt, behanglijm, witte papierlijm, lucifers, schoensmeer, silicagel, stijfsel, waterverf.

Wegraking

Begripsbepaling
Tijdelijk, gedeeltelijk (flauwte) of totaal bewustzijnsverlies (collaps, syncope) als gevolg van een verminderde toevoer van bloed, resp. zuurstof en voedingsstoffen, naar de hersenen.

Verschijnselen (o.a.)

Duizeligheid, hartkloppingen (met name bij hartaandoeningen), zweten, bleek zien, bloeddrukdaling, bewustzijnsvermindering of -verlies, (om)vallen met als mogelijke gevolgen verwondingen en/of botbreuken.

Oorzaken (o.a.)

  • Plotseling opstaan (orthostatische syncope): o.a. bij ouderen en als bijwerking van medicijnen (meestal bloeddrukverlagers).
  • Shock als gevolg van ernstig bloedverlies.
  • Vasovagale collaps door hyperventilatie (hypocapnie) door angst, paniek, walging, of heftige buikkramp (defecatie).
  • Hartfalen en hartritmestoornissen, waardoor, met name tijdens en ná inspanning, de bloedtoevoer naar o.a. de hersenen is verminderd.
  • Dehydratie: verminderde bloedcirculatie als gevolg van een verminderd bloedvol.
  • Diabetes mellitus: hypoglykemie en/of dehydratie.
  • Anemie: verminderd zuurstoftransport naar de hersenen.
  • Langdurig staan.
  • Urineren/defeceren/hoesten: door persen wordt tijdelijk minder bloed naar het hart teruggevoerd, resp. naar de hersenen getransporteerd.
  • Verminderde hersendoorbloeding bij TIA of CVA.

Vragen

  • Is/zijn één of meerdere oorzaken van toepassing op cliënt?
  • Is er sprake van een ongeval en letsel en zo ja, hoe ernstig? Bloedverlies? Verdenking fractuur?
  • Hoelang duurt de bewusteloosheid?
  • Is cliënt op dit moment weer aanspreekbaar?
  • Hoe is de bloeddruk, pols, ademhaling en temperatuur en wat zijn de normaalwaarden voor cliënt?
  • Is er sprake van krachtsverlies in de armen/benen of een scheefstand gelaat?
  • Is er een spraakstoornis?
  • Is cliënt bekend met epilepsie, zo ja, zijn er trekkingen gezien en sinds hoelang? Tongbeet of incontinentie?
  • Waren er voorafgaand klachten zoals pijn op de borst, hartkloppingen?
  • Wat is de comorbiditeit van de cliënt? (met name DM, myocardinfarct, hartritmestoornissen, TIA, CVA, hyperventilatie)
  • Bij diabetes mellitus; wat is de bloedsuikerwaarde?
  • Welke medicatie gebruikt cliënt en zijn er recent wijzigingen geweest?
  • Is cliënt bekend met allergieën?

Triagecriteria

Spoed

  • Indien collaps letsel heeft veroorzaakt waarvoor acute behandeling van arts nodig is
  • Bij afwijkende controles en oorzaak collaps medische behandeling behoeft
  • Bij het buiten bewustzijn blijven van cliënt (10 minuten)

Dringend

  • Indien cliënt bekend is met TIA’s overleggen met arts

Routine

  • Ter behandeling van mogelijke oorzaak collaps

Controles en acties

    • Licht altijd de arts in.
    • Leg cliënt in goede houding evt. in stabiele zijligging.
    • Let op ademwegobstructie (gebitsprothese verwijderen) pas op voor tongbeet bij epilepsie!
    • Laat cliënt niet alleen.
    • Controleer bloeddruk, pols, temperatuur en ademhalingsfrequentie, saturatie en eventueel bewustzijn middels EMV- score.
    • Bij herstel van bewustzijn niet direct laten drinken in verband met verslikkingsgevaar.
    • Behandeling van hypo/hyperglycemie of epileptisch insult.
    • Behandeling van eventueel letsel bv verdenking fractuur of schedelletsel.
    • Bij cliënt die bekend is met hyperventilatie rustig toespreken 10 Zorgvuldig verloop en tijdsduur rapporteren.

Wond

Begripsbepaling
Gewelddadige (vaak plotseling) verbreking van de natuurlijke samenhang van één of meerdere weefsels. Aard van het geweld kan zijn mechanisch, thermisch, chemisch, elektrisch of straling. Dit protocol gaat over wonden veroorzaakt door mechanisch geweld.

Vragen

  • Is cliënt bij bewustzijn? Zo niet, zie protocol dreigende shock.
  • Waar zit de wond en hoe groot is die?
  • Wat is de oorzaak van de verwonding?
  • Is de bloeding te stelpen? Is er sprake van helderrood, spuitend bloed?
  • Om wat voor soort wond gaat het? Hoeveel huidlagen zijn aangetast; wijken de wondranden?
  • Is er sprake van ander letsel?
  • Wat is de bloeddruk, pols?
  • Kan de wond verontreinigd zijn? (bijtwonden, straatvuil, snijwonden)
  • Is er iets achtergebleven in de wond?
  • Kan de wond schoongemaakt worden?
  • Heeft cliënt een verminderde weerstand?
  • Heeft cliënt pijn? Waar?
  • Welke medicijnen gebruikt cliënt? (bloedverdunners)
  • Is bekend wanneer cliënt de laatste tetanusvaccinatie heeft gehad?

Triagecriteria

Spoed

  • Niet te stelpen of spuitende bloeding
  • Vermoeden van ander letsel -> (steek/schotwonden, botbreuk, inwendig letsel)
  • Dreigende shock

Dringend

  • Voor hechten wond
  • Wond die blijft bloeden
  • Verminderde weerstand (overleg profylaxe)
  • Niet te verwijderen voorwerpen in wond
  • Bijt-krab-snijwonden zie protocol organisatie

Routine

  • Controle wondgenezing

Controles en acties

Schaafwonden en kleine, niet wijkende wonden

  • Reinig de wond met water uit de kraan of douche met een niet te harde waterstraal.
  • Dek de wond af met een pleister of een (vet)gaasje.

Criteria hechten

  • Wond is niet ouder dan 6 uur.
  • Wond zit op een plaats waar veel spanning op staat of waar om cosmetische reden geen litteken gewenst is.
  • Wond is diep, door meerdere huidlagen heen en > 13 mm lang.
  • Wond bloedt te hevig om te lijmen.

Voorbereiding hechten

  • Arts in huis laten komen.
  • Hechtset met hechtdraad en lidocaïne (indien aanwezig op locatie) klaarzetten.
  • Wond reinigen met water of NaCl 0,9%.
  • Wonddrukverband aanleggen bij hevig bloeden.
  • Pijnstilling afspreken in overleg met arts.
  • Tetanusvaccinatie zo snel mogelijk (overleg met arts over noodzaak/ indicatie).

Criteria voor lijmen

  • Oppervlakkige snijwond.
  • Bloedt niet hevig.
  • Op een plaats waar cosmetisch gezien een litteken niet op valt.
  • Wond staat niet onder te hoge spanning.
  • Indien gedrag van cliënt hechtingen niet toelaat.
  • Uitzonderingen op indicatie van arts lijmen.

Voorbereiding lijmen

  • Lijm (histoacryl).
  • Wond reinigen met water of NaCl 0,9%.
  • Gebied rondom wond vrij maken (haren).
  • Wond droogdeppen.
  • Lijmapplicator openknippen.
  • Wondranden tegen elkaar aan plaatsen en even vasthouden.
  • Lijm op de wondranden aanbrengen indien gesloten evt. wond verbinden/afdekken.

Indien er toch een gevaar bestaat voor het wijken van de wondranden kan men het lijmen ondersteunen met steristrips. Plaats na het lijmen steristrips op de snede en laat deze zitten tot ze eraf vallen. Totdat de wond genezen is deze vrij houden van water en zeep (2–4 dagen).