Triage Verzorgenden

Triage gaat over het bepalen van de urgentie bij een zorgprobleem. Er wordt gekeken naar wat de ernst is, wat prioriteit heeft met bijkomende vervolgacties.

ABCDE

Treat first what kills first!
Kijken – luisteren – voelen – meten

De ABCDE-methode is een richtlijn voor het verlenen van eerste hulp volgens het principe “treat first what kills first”. Met andere woorden: behandel eerst de primaire (levensbedreigende), dan de secundaire en tertiaire (niet-direct c.q. niet-levensbedreigende) letsels en stoornissen. Deze handelwijze heeft belangrijke voordelen omdat – naast een duidelijk houvast – door het volgen van deze methodiek (bijna) alle letsels en stoornissen ermee kunnen worden onderkent en behandeld.

A = Airway Ademweg vrij

  • Inspectie mondkeelholte (corpus alienum)
  • Bijgeluiden (gorgelen, snurken, in-/expiratoire stridor, reutelen)
B = Breathing Ademhaling

  • Aan-/afwezig
  •  Frequentie
  • Diepte
  • Ademarbeid (hulpademhalingsspieren)
  • Adempatroon (Cheyne stokes/ kussmaul..)
  • Thoraxexcursies (symmetrie)
  • Cyanose
  • Bijgeluiden (gorgelen, snurken, in-/expiratoire stridor, reutelen)

 

C – Circulation Circulatie

  • Hartfrequentie, regelmaat (regulair, irregulair)
  • Bloeddruk
  • Bloedverlies
  • Pulsaties (krachtig/zwak)
  • Capillaire refill(>1,5 sec?)
  • Huid (warm, koud, klam, droog, grauw, wit, petechiën, gemarmerd)
  • Urineproductie, vochtbalans
D = Disability Bewustzijn

  • AVPU
  • Onrust
  • Agitatie
  • Verward
  • Uitvalsverschijnselen
  •  Glucose
  • Met dubbele tong spreken
  • Pupil reactie (Reactief op licht, vorm, grootte, symmetrie)
  • Hoofdpijn
E = Environment Omgevingsfactoren

  • Temperatuur
  •  Uiterlijke kenmerken (inspectie voor- en achterzijde)
  • Huid (kleur, wonden, decubitus, zwelling)
  • Drains

SBAR

Voor een telefonisch consult met de arts dienen de volgende gegevens beschikbaar te zijn.

S = Situation Situatie, probleem:

U spreekt met (naam, functie, organisatie)

Ik bel over (naam cliënt, locatie en kamernummer, geboortedatum, BSN)

Probleem waar ik over bel (wat is anders)

B = Background Achtergrond, voorgeschiedenis, context:

Deze cliënt is bekend met (medische voorgeschiedenis, medisch beleid, medicatie, allergieën/intoxicaties)

A = Assessment Beoordeling

Ik heb gemeten (temperatuur, RR, saturatie, AHF, pols, glucose, bewustzijn)

Geïnspecteerd: huidafwijkingen, oedeem, wonden, pijn,

Ik denk dat het probleem het volgende is…

De cliënt gaat achteruit en ik weet niet wat het probleem is.

Ik heb al geprobeerd om…

 

R = Recommendation Aanbeveling:

Wat is je vraag?

Mijn voorstel is (geef aan wat je wilt dat er gebeurt).

Ik zou het fijn vinden als (spreek af hoe je verder gaat en wie wat doet)

Herhaal afspraken hardop en noteer in het dossier.

EWS

Score 3 2 1 0 1 2 3
Zuurstoftoediening  Buitenlucht
Ademfrequentie  ≤8  9-11  12-20  21-25  26-30  ≥31
Saturatie  ≤91  92-94  ≥95%     
Hartfrequentie+voelregelmaat  ≤40  41-50  51-100  101-110  111-130  ≥131
Bovendruk bloeddruk  ≤80  81-100  101-180  ≥200
Bewustzijn  A  V  P/U
Temperatuur  35,6-36,0  36,1-37,9  38,0-38,9  ≥39,0                            

Indien ongerust over de conditie van de cliënt: 1 punt extra scoren.

EWS-score 0-1 Aanzien, continueer bestaande afspraken met medisch behandelaar of AVV.
EWS-score 2 Contact met AVV –> AVV maakt inschatting voor interventies en noodzaak contact differentiaaldiagnose medisch behandelaar. Overleg zo nodig met collega verpleegkundige.
EWS-score >3 AVV overlegt met DD medisch behandelaar.

Indien verandering van situatie/ziek worden of hogere MEWS-score (vb. van 0 naar 1 of van 1 naar 2):
controles/MEWS na 3 uur herhalen, indien geen verbetering -> contact AVV.En de tips die hierbij horen:
Neem de EWS af wanneer meten van vitale functies noodzakelijk is conform triage protocol of wanneer er buiten reguliere afspraken met eigen medisch behandelaar een indicatie is om vitale functies te meten.

  • Wat is het medisch beleid van deze cliënt?
  • Saturatie niet te meten/afwijkend: Zorg voor een warme vinger, geen nagellak op.
    – Verpleegkundige neemt besluit om zuurstof conform triage protocol te starten
  • Onregelmatige pols: Meet pols en bloeddruk handmatig.
    Als je een bloeddruk digitaal meet en deze heeft een Onregelmatige pols/afwijkende RR: (en niet te herleiden vanuit het rapportage en/ of ZLP of voor geschiedenis)? meet dan pols en bloeddruk handmatig. -> Afwijkend is dus: te hoog, te laag, gekke diastole/systole combinaties etc. 
  • Koorts: Bij twijfel betrouwbaarheid van de meting, meet temperatuur rectaal over.
  • Valincident: Bloeddrukmeting 30 minuten na een val (bij voorkeur niet eerder, tenzij klinische blik anders zegt/cliënt instabiel is).
  • AVV interpreteert EWS-score alvorens contact op te nemen met differentiaaldiagnose medisch behandelaar.
    Kijk terug: Zijn (afzonderlijke) vitale functies normaal of afwijkend bij deze cliënt?
    – Wat zijn bestaande afspraken met de eigen medisch behandelaar.
  • Afwijken van gebruik EWS en/of opvolging van interventies conform triageprotocol: altijd contact met een dienst doende medisch behandelaar.

Triageprotocollen

Acuut hoesten

Begripsbepaling
Hoesten korter dan 3 weken.

Vragen

  • Hoe lang hoest de cliënt? (< 3 weken is acuut, > 3 weken is chronisch, bv Bronchitis)
  • Wanneer hoest de cliënt? (dag/nacht, voortdurend, periodiek)
  • Hoest de cliënt slijm op? (kleur, aspect, bloedbijmenging, vieze geur)
  • Heeft de cliënt zich pas verslikt of verslikt cliënt zich vaak?
  • Is het hoesten pijnlijk? Waar?
  • Is de cliënt verkouden?
  • Heeft de cliënt dikke enkels?
  • Rookt de cliënt?

Triagecriteria

Spoed

  • Ophoesten van (grote) hoeveelheden bloed
  • Kortademig in rust (ademfrequentie > 20 x/min)

Dringend

  • Hoge koorts (>38 °C)
  • Ernstig ziek

Routine

  • Veranderd hoestpatroon
  • Ongewild afvallen
  • Eventueel overleg arts over ACE-remmers gebruik
  • Sterk verminderde weerstand

Controles en acties
Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.

Wat kun je doen:

  • Geef de cliënt regelmatig drinken (geen melkproducten) en/of een theelepeltje honing/dropje behalve bij toegenomen slikproblemen dan eerst AVV (algemeen verantwoordelijke verpleegkundige) bellen.
  • Roken vermijden (ook passief).
  • Bij hoesten, koorts én ziek altijd AVV bellen.

Ademweg-obstructie

Begripsbepaling
Belemmering van de ademwegen door vreemd voorwerp (prothese), voedsel of ontstekingsproces in de mondkeelholte, allergische reactie, psychisch of maligniteit.


Vragen

  • Wat is er gebeurd? Beschrijf de situatie (b.v. de cliënt in bed aangetroffen of tijdens het eten)
  • Ademt de cliënt nog? Is de ademhaling hoorbaar?
  • Is de cliënt bij bewustzijn?
  • Is de cliënt in staat om te hoesten/ praten?
  • Is de cliënt bekend met slikstoornissen (in kader van dementie of CVA) of maligniteit in mond-keelgebied?
  • Zou er sprake kunnen zijn van een allergische reactie? (insectenbeet/ medicatie)

Triagecriteria

Spoed

  • Verdenking ademobstructie
  • Bewusteloosheid
  • Bekend met allergische reacties

Dringend

  • Ademt moeilijk
  • Ziek of koorts

Routine

  • Oorzaak psychisch gerelateerd

Controles en acties

  • Blijf zelf rustig, raak niet in paniek en vertel de cliënt wat je gaat doen.
  • Blijf bij de cliënt, vraag of bel een collega om hulp. Laat collega AVV bellen.
  • Volg de procedure verstikking. Mond en keelholte inspecteren of er iets inzit en probeer alles wat los zit in de mond te verwijderen (prothese) door middel van “lepelen” (met vinger, met scheppende beweging mond- en keelholte legen).

Bij verslikken in drinken

  • Voorover laten buigen en door de neus in laten ademen.
  • Laten hoesten, evt. uitzuigen.
  • Géén Heimlichgreep toepassen!

Bij verslikken in voedsel

  • Stimuleer hoesten totdat voedselbrok losschiet.
  • Indien cliënt dit niet meer kan: geef 5 stoten tussen de schouderbladen en pas de Heimlichgreep toe. Stoten tussen de schouderbladen afwisselen met Heimlichgreep.
  • Controleer ademhaling en mond.

Indien cliënt buiten bewustzijn raakt

  • Leg de cliënt dan voorzichtig op de rug.
  • Pas liggende Heimlich toe met hoofd opzij en blijf de mond en de ademhaling controleren en/of start reanimatie indien dit binnen de behandelafspraken past.
  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie zodra dit mogelijk is.
  • Bel AVV.

Been: dik of rood

Begripsbepaling
Er is sprake van zwelling van 1 of beide benen met of zonder roodheid, glanzend, pijn evt. warmte/koorts en algehele malaise.

Vragen

  • Hoe ziet het been eruit? (dik, rood, paars, wit, rode eilandjes, egaal rood, scherp afgetekend, glanzend)
  • Zijn er wonden aan het been/benen/voeten?
  • Voelt het been warm, koud?
  • Is er verschil tussen linker- en rechterbeen?
  • Heeft de cliënt pijn, jeuk?
  • Kan de cliënt been belasten? Is de cliënt recent gevallen?
  • Voelt de cliënt zich erg ziek?
  • Lokalisatie van de klachten: bovenbeen, knieholte, onderbeen, voet?
  • Is de cliënt diabeet?

Triagecriteria

Spoed

  • Na trauma
  • Kortademigheid en pijn vastzittend aan de ademhaling
  • Hoge koorts en ernstig ziek zijn

Dringend

  • Algemeen ziek zijn en koorts
  • Twee dikke benen en kortademigheid

Routine

  • Jeuk, roodheid, schilfering (eczeem)

Controle en acties

  • Meet de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Voel en vergelijk beide benen op kleur, temperatuur en zwelling.
  • Bij verdenking wondroos (erysipelas) geef in overleg met AVV nat verband.
  • Geef de cliënt dekenboog in bed.

Bloedneus

Begripsbepaling
Bloeding uit (meestal) het vaatrijke gebied van het slijmvlies op het voorste deel van het neusschot of van de meer naar achter gelegen bloedvaten. De ernst van de neusbloeding is afhankelijk van de plaats van de bloeding en van de aandoening die er de oorzaak van is.


Vragen

  • Hoelang bloedt de cliënt al?
  • Is er veel of weinig bloedverlies?
  • Is er een aanwijsbare oorzaak van de bloeding? (trauma, snuiten, pulken)
  • Heeft de cliënt vaker bloedneuzen?
  • Is de cliënt duizelig?
  • Heeft de cliënt al zelf geprobeerd de bloedneus te stoppen?
  • Heeft de cliënt hoge bloeddruk of stollingsstoornis?
  • Gebruikt de cliënt bloedverdunners?

Triagecriteria

Spoed

  • Bij niet te stelpen neusbloeding met dreigende shockverschijnselen (systole < 100; diastole < 50; pols > 100): (zie protocol dreigende shock blz. 26)

Dringend

  • Indien bloeding meerdere malen optreedt maar wel te stelpen is
  • Bij verdenking doorgeschoten antistolling (acenocoumarol); overleg met arts over vit K-druppels
  • Eventueel Hb-controle (vingerprik)

Routine

  • Bij recidiverende neusbloedingen

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Neus goed laten snuiten tenzij neusbloeding gevolg is van een trauma waarbij sprake kan zijn van een schedelbasisfractuur.
  • In licht voorovergebogen houding neus (zelf of door cliënt) dichtduwen net onder het neusbeen; 15 minuten zo blijven zitten. Hierna pas loslaten.
  • Herhaal zo nodig deze stap nog 1 x 10 minuten.

Braken

Begripsbepaling
Braken is het uitdrijven van de maaginhoud door een krachtig en gecoördineerd samentrekken van de spieren van de buikwand en het diafragma. Meestal voorafgegaan door misselijkheid en kokhalzen. De aan- of afwezigheid van andere symptomen (b.v. koorts, diarree, pijn, peristaltiek, neurologische symptomen) is belangrijk om de ernst van het braken in te schatten. Er is altijd gevaar voor uitdroging bij aanhoudend braken vooral in combinatie met diarree.

Vragen

  • Hoe lang en hoe vaak braakt de cliënt?
  • Hoe ziet het braaksel eruit? (voedsel resten, helder vocht, gal, bloed, darminhoud)
  • Wat heeft de cliënt gegeten?
  • Is de cliënt bij bewustzijn/ aanspreekbaar?
  • Is het braken begonnen na een trauma? (m.n. na val met schedeltrauma)
  • Heeft de cliënt andere klachten? (buikpijn, pijn op de borst, duizelig, hoofdpijn, obstipatie)
  • Wanneer heeft de cliënt voor het laatst geplast/ ontlasting gehad?
  • Is er sprake van diarree?
  • Is de cliënt diabeet?
  • Is de cliënt recentelijk begonnen met nieuwe medicatie? (m.n. antibiotica?)
  • Gebruikt de cliënt sondevoeding?
  • Is er sprake van alcohol- drugsgebruik?
  • Zijn er meerdere cliënten met deze klachten?

Triagecriteria

Spoed

  • Bewustzijnsverlies
  • Pijn op de borst
  • Bloed braken

Dringend

  • Aanhoudend braken ondanks eenmalige toediening anti-emetica
  • Bij projectiel braken
  • Sufheid en dehydratie
  • Klachten bij meerdere cliënten tegelijkertijd
  • Diabetes mellitus

Routine

  • Aanhoudende klachten van misselijkheid/braken
  • Medicatie
  • Algeheel ziek zijn

Controles en acties

  • Laat de cliënt vaak (elke 5-10 minuten) kleine slokjes water drinken indien mogelijk.
  • Vocht- en voedingslijst aanleggen.
  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie, saturatie en bewustzijn.
  • Indien de cliënt sondevoeding krijgt sondevoeding stoppen en overleg AVV.
  • Indien sprake is van frequente incontinentie voor ontlasting (diarree) de cliënt minstens 1 x per 2 uur verschonen en huidbeschermende maatregelen nemen.
  • Klachten bij meerdere cliënten (> 5 cliënten en /of personeel);cohortverpleging starten en goede hygiënemaatregelen treffen (handschoenen, schort, masker en goede handenhygiëne).
  • AVV inlichten.

Brandwonden

Begripsbepaling
Brandwonden kunnen veroorzaakt worden door chemische, thermische, mechanische of elektrische agentia. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 1e, 2e, 3e en 4e graads.

  • 1e graads: alleen bovenste laag van de huid is verbrand en rood.
  • 2e graads: ondiepe: bovenste laag huid is verbrand en egaal rozerood met blaar. Diepe: kleur huid is deels rood, deels verkleurd. Diepere huidstructuur intact.
  • 3e graads: huid is gevoelloos, stug, leerachtig. Kleur wit, beige bruin, pijnlijke randen.
  • 4e graads: huid is gedeeltelijk zwart, verkoold en gevoelloos. Urgentie wordt bepaald door oorzaak, oppervlakte van verbranding (regel van 9) en graad van verbranding.

Vragen

  • Wat is de oorzaak van de brandwond?
  • Hoe groot is het verbrande oppervlak? (regel van negen toepassen)
  • Welk lichaamsdeel(en) is/zijn aangedaan?
  • Welke verbrandingsgraad?

Triagecriteria

Spoed

  • Shockverschijnselen
  • Oppervlakte verbrande huid > 10%
  • Inhalatietrauma: verbranding aan neus, mond, keel, luchtpijp en longen
  • Verbranding in of rond oog, oor, gezicht of perineum
  • Verbranding door elektriciteit
  • Chemische verbranding

Dringend

  • Blaren groter dan muntstuk van 2 euro

Routine

  • Eerstegraads zonverbranding

Controles en acties

  • Minimaal 10 minuten koelen met lauw stromend leidingwater. Indien de cliënt in rolstoel zit onder de douche koelen m.u.v. elektrische rolstoelen!
  • Geen kleding verwijderen tenzij deze loszit. Indien van toepassing: snel incontinentiemateriaal verwijderen (zuigt zich vol met hete vloeistof).
  • Blaren intact laten, geen zalf smeren.
  • Verbrand lichaamsdeel hoog leggen tegen oedeemvorming.
  • De cliënt beschermen tegen afkoeling.
  • Wonden steriel afdekken.
  • Altijd overleg AVV over verdere behandeling en pijnstilling.
  • Indien mogelijk meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.

Buikpijn

Begripsbepaling
Buikpijn kan door verschillende aandoeningen worden veroorzaakt, sommige zijn levensbedreigend (vooral bij risicogroepen). Minder ernstige klachten kunnen een ernstige achtergrond hebben. Misselijkheid en braken komen veel voor.

Vragen

  • Wat zijn de klachten? Hoe omschrijft de cliënt de klachten?
  • Wanneer en hoe zijn de (pijn)klachten begonnen? (acuut, geleidelijk)
  • Waar zit de pijn, straalt deze uit en wat voor soort pijn is het? (zeurend, stekend)
  • Is de cliënt misselijk en/of aan het braken? Hoe ziet braaksel eruit?
  • Is er sprake van een harde, bolle opgezette buik (ileus, peritonitis)?
  • Hoe is de toiletgang? (urine en ontlasting) Wanneer voor het laatst en hoe zag het eruit?
  • Is de cliënt toenemend verward/onrustig of ligt cliënt doodstil in bed?
  • Heeft cliënt katheter? (PEG-sonde, Peritoneaal Dialyse katheter, CAD, supra-pubiskatheter)

Triagecriteria

Spoed

  • Shockverschijnselen
  • Pijnlijke harde buik met spierverzet
  • Fecaal of bloed braken
  • Hevige buikpijn en aneurysma in de voorgeschiedenis
  • Acute aanhoudende hevige pijn, eventueel met bewegingsdrang
  • Uitstralende pijn tot boven het diafragma, schouder(blad)
  • Trauma
  • Bloed bij de ontlasting of teerachtige zwarte ontlasting

Dringend

  • Aanvalsgewijze koliekpijnen
  • Aanhoudende zeurende pijn
  • Cliënt met PD-katheter

Routine

  • Obstipatie

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Start vochtbalans.
  • Bij diarree en incontinentie cliënt iedere 2 uur verschonen en huidbeschermende crème gebruiken.
  • Hygiëne voorschriften in acht nemen bij braken en diarree.

Diarree

Begripsbepaling
Dunne, waterige ontlasting en/of verhoogde frequentie van stoelgang (meer dan 3 keer per dag). Regelmatig/vaak kan diarree gepaard gaan met buikkrampen, misselijkheid, braken en koorts. Diarree wordt vaak veroorzaakt door een bacteriële of virale infectie van de darm en is zeer besmettelijk.

Vragen

  • Hoe vaak heeft de cliënt ontlasting per dag/dienst?
  • Sinds hoeveel dagen heeft de cliënt deze klachten?
  • Hoe ziet de ontlasting eruit (waterdun, kleur, geur, bloed/slijmbijmenging)?
  • Heeft de cliënt nog andere klachten (overgeven, dorst, neiging tot flauwvallen, aanhoudende buikpijn)?
  • Is de cliënt recentelijk behandeld met antibiotica (LET OP Clostridium!)?
  • Wat is de vocht- en voeding intake van de cliënt? Gebruikt cliënt sondevoeding?
  • Is de cliënt diabeet?
  • Zijn er nog andere cliënten en/of personeelsleden met deze klachten? Zo ja, hoeveel in totaal?

Triagecriteria

Spoed

  • Suf/verward zijn
  • Shockverschijnselen (lage bloeddruk, hoge polsfrequentie)

Dringend

  • Verdenking Clostridium/SSYC
  • Persisterend braken, neiging tot flauwvallen
  • Cliënten > 70 jaar met koorts > 39 °C en > 1 dag frequent waterdunne diarree
  • Geen urineproductie gedurende 12 uur

Routine

  • Bij uitbreken darminfectie bij meerdere cliënten
  • Persisterende buikpijn i.p.v. darmkrampen
  • Bij gebruik medicatie: anti-epileptica, insuline, digoxine, diurectica, lithium
  • Bloed/slijm bij ontlasting

Controles en acties

  • Goede hygiënemaatregelen treffen (schort, handschoenen, handenhygiëne).
  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Geef extra vocht! Kleine slokjes per keer, juist bij braken (geen extreem warme of koude drank geven) wees alert op uitdroging!
  • De cliënt mag alles eten naar behoefte. Wanneer de cliënt geen vast voedsel meer wil eten:
    – Geef heldere dranken (bouillon, gezeefd vruchtensap, isotone dorstlesser).
    – Geef zo min mogelijk melkproducten, vet, zoet voedsel, citrusvruchten en producten met cafeïne.
    – Voeg geleidelijk half vast voedsel toe (beschuit, yoghurt, rijst, banaan, appelmoes) bij het afnemen van de diarree.
  • Bij krampen hot pack op buik geven.
  • In overleg met AVV laxantia stoppen (movicolon, lactulose).
  • In overleg met AVV bij diabetici (extra) bloedsuikercontroles afspreken.
  • In overleg met AVV en/of arts sondevoeding verminderen wanneer deze slecht verdragen wordt: totale hoeveelheid sondevoeding verminderen door tussendoor water te geven in plaats van sondevoeding.
  • In overleg met AVV bij > 5 cliënten op de afdeling met dezelfde klachten cohortverpleging starten en protocol van organisatie in gang zetten: https://vilente.iprova.nl/QC/82-XK-57 .

Dreigende shock

Begripsbepaling
Een shock is een levensbedreigende toestand waarbij de druk in de bloedvaten te laag is om de vitale lichaamsfuncties in stand te houden. Een shock kan ontstaan door ernstig bloedverlies, door hartfalen, door een bacteriële infectie (sepsis) of door een allergische reactie (anafylactische shock). In alle gevallen is het zo dat er óf te weinig bloed circuleert (bloedverlies, hartfalen) óf de druk te laag is doordat de vaten uitzetten (infectie, allergie).

Vragen

  • Is de cliënt bij bewustzijn of verward?
  • Heeft de cliënt koorts?
  • Heeft de cliënt ernstig bloedverlies?
  • Hoe is het verloop geweest naar huidige situatie?
  • Is de cliënt allergisch?
  • Welke medicijnen gebruikt de cliënt en zijn er recent wijzigingen geweest?
  • Is er sprake van alcohol en/of medicatie en/of drugsgebruik?
  • Is er sprake van een trauma?
  • Welke beleidsafspraken zijn er gemaakt?

Triagecriteria

Spoed

  • Bij alle cliënten met shockverschijnselen/shock (tenzij, zie advies)

Dringend

  • Bij palliatief beleid indien cliënt toenemend onrustig wordt en/of oncomfortabel is

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

  • AVV waarschuwen!
  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Blijf bij de cliënt en waarschuw collega’s.
  • De cliënt laten liggen bij voorkeur met het hoofd zo laag mogelijk (bloedvoorziening hersenen ondersteunen dus voeteneinde bed omhoog).
  • Dek de cliënt toe met een deken om warmte bij zich te kunnen houden.
  • Blijf tegen de cliënt praten om bewustzijn te stimuleren.
  • Indien de cliënt bewustzijn verliest in stabiele zijligging leggen.
  • Bij verslechtering alle controles herhalen.
  • Wacht tot hulp aanwezig is (ambulance en/of arts).

Epileptisch insult

Begripsbepaling
Epilepsie komt voor bij alle leeftijden. Epilepsie kan het gevolg zijn van een hersentumor, CVA, dementie, infectie of hersenletsel (aangeboren of verworven). Aanvallen kunnen diverse vormen aannemen, afhankelijk van de plaats van ontlading in de hersenen en van het aantal hersencellen dat hierbij betrokken is.

Er worden twee hoofdgroepen onderscheiden:

  • Partiële aanvallen: (plaatsgebonden) alleen een bepaald deel of bepaalde delen van de hersenen zijn hierbij betrokken. Het bewustzijn is soms nog intact, soms verminderd en soms helemaal afwezig.
  • Gegeneraliseerde aanvallen: (niet-plaatsgebonden) hierbij zijn grote delen van de zenuwcellen van de rechter- en de linkerhersenhelft betrokken. Iemand met een dergelijke aanval is volledig buiten bewustzijn.

Een gegeneraliseerde aanval kent 3 fasen:

  1. Tonische fase: ledematen zijn stijf, ogen dicht, gelaat is cyanotisch en cliënt is volledig buiten bewustzijn en soms incontinent.
  2. Clonische fase: er zijn trekkingen van ledematen, hoofd en romp.
  3. Postictale fase: cliënt ligt stil, is niet aanspreekbaar en verliest speeksel. De heteroanamnese is erg belangrijk!

Vragen

  • Hoe laat is de aanval begonnen?
  • Is de cliënt bij bewustzijn?
  • Loopt de cliënt acuut gevaar door omgeving?
  • In welke fase bevindt zich de aanval?
  • Hoe zit de cliënt er nu bij?
  • Heeft de cliënt trekkingen over het hele lichaam of doet een gedeelte van het lichaam mee?
  • Is de cliënt bekend met epilepsie of is dit een nieuwe stoornis?
  • Heeft de cliënt zo nodig medicatie (bijvoorbeeld stesolid/rivotril) tegen een epileptische aanval?
  • Is de cliënt diabeet?
  • Is er sprake van letsel ten gevolge van de (aan)val?

Triagecriteria

Spoed

  • Status epilepticus (opeenvolgen van aanvallen niet reagerend op medicatie)
  • Blijvende bewusteloosheid
  • Niet corrigeerbare hypoglycemie
  • Ernstig letsel ten gevolge van epileptische aanval (botbreuk, verwondingen)

Dringend

  • Onvoldoende effect op interventiemedicatie

Routine

  • Instellen en/of spiegelbepaling anti-epileptica
  • Behandeling uitlokkende factor insult

Controles en acties

  • Blijf bij de cliënt en roep collega of laat collega waarschuwen.
  • Houd de tijd bij gedurende de aanval (duur normale aanval niet langer dan 5 minuten).
  • Laat collega AVV bellen en zo nodig medicatie halen.
  • Voorkom letsel bij de cliënt gedurende de aanval; neem beschermende maatregelen voor hoofd en ledematen.
  • Stop niets tussen de tanden en probeer geen gebitsprothese te verwijderen tijdens een aanval.
  • Geef volgens voorschrift arts of in opdracht AVV medicatie (bijvoorbeeld rectiole stesolid 10 mg).
  • Houd de tijd bij nadat je interventie medicatie hebt gegeven (moet binnen 10 minuten effect hebben) evt. volgens afspraak nog een keer herhalen.
  • Indien geen effect of onvoldoende effect dan direct AVV waarschuwen.
  • Geef geen drinken of eten tijdens en kort na de aanval.
  • Leg de cliënt na de aanval op bed en laat hem uitrusten.
  • Meet na een insult de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie (bij diabeet inclusief bloedsuiker controle).

Hoofdpijn

Begripsbepaling
Hoofdpijn is een veel voorkomende klacht, in de meeste gevallen onschuldig, met diverse oorzaken zoals verkoudheid, spanning en migraine, psychisch of door gebruik van veel koffie, cola of alcohol of juist door onttrekking daarvan. Van pijnstillers (analgetica) afhankelijke hoofdpijn is ook veelvoorkomend door veelvuldig gebruik van middelen als b.v. paracetamol, acetylsalicylzuur, Saridon, Diclofenac. Ook medicatie voor het hart (Persantin, nitraten) en middelen tegen Parkinson kunnen deze hoofdpijnklachten veroorzaken. Ernstige ziektebeelden gepaard gaande met hoofdpijn zijn: infecties (o.a. meningitis, arteritis temporalis), hersenbloeding, hersentumor, hersenoedeem en hersentrauma, acuut glaucoom.

Vragen

  • Is de hoofdpijn plotseling ontstaan?
  • Is de cliënt suf of misselijk en aan het braken (dit kan door verhoogde druk in het hoofd)?
  • Wat is de aard van de pijnklachten (stekend, bonzend drukkend, knellend)?
  • Is de cliënt bekend met hoofdpijn/migraine?
  • Waar bevindt de pijn zich?
  • Zijn er andere klachten (koorts, verkouden, oogklachten, halfzijdige verlamming)?
  • Is er recent een trauma geweest (hoofd gestoten of gevallen in de afgelopen 2 weken)?
  • Is er sprake van nekstijfheid?
  • Is de cliënt diabeet?
  • Is de cliënt pas gestopt met het gebruik van pijnstillers?

Triagecriteria

Spoed

  • Hoofdpijn die zeer plotseling ontstaat en/of snel toeneemt tot zeer ernstige pijn
  • Ernstig ziek, suf en/of vlekjes over gehele lichaam
  • Nekstijfheid
  • Rood en pijnlijk oog met misselijkheid en/of braken (acuut glaucoom)

Dringend

  • Hevige hoofdpijn bij cliënt die daar niet mee bekend is
  • Schedeltrauma < 2 weken

Routine

  • Oorzaak psychisch gerelateerd
  • Medicatie gerelateerde hoofdpijn

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Laat de cliënt rust nemen in een ruimte met weinig licht en prikkels.
  • Vermijd gebruik van cola, koffie, alcohol en vermijd roken.
  • Bij verkoudheid/ verstopte neus laten stomen.

Hyperglycemie

Begripsbepaling
Er is sprake van een hyperglycemie bij een bloedsuikerwaarde >15mmol/l. Het wel of niet optreden van klachten en het wel of niet corrigeren van hyperglycemie kan individueel verschillen. Klachten zijn moeheid, slaperigheid, droge tong, vaak plassen, veel drinken.

Vragen

  • Is de cliënt aanspreekbaar?
  • Kan de cliënt nog slikken?
  • Heeft de cliënt een voedingssonde?
  • Wordt de diabetes behandeld met tabletten of insuline?
  • Wanneer is voor het laatst insuline of medicatie gebruikt/gegeven?
  • Is de cliënt ziek; koorts, braken, diarree, infecties?
  • Heeft de cliënt wel/niet gegeten of iets extra’s gehad en wanneer voor het laatst?
  • Zijn er door de arts afspraken (bijspuitschema) gemaakt met betrekking tot de behandeling van hyperglycemieën?
  • Heeft de cliënt veel dorst en/of moet cliënt vaak plassen?

Triagecriteria

Spoed

  • Niet of verminderd aanspreekbaar
  • Verward of suf

Dringend

  • Bij bloedsuikerwaarde > 20 mmol/l
  • Braken
  • Koorts

Routine

  • Ontregeling bloedsuikers

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie, saturatie en bloedsuiker.
  • De cliënt insuline geven volgens bijspuitschema. Indien niet aanwezig overleg AVV.
  • Bij bloedsuikerwaarde >15 mmol/l < 20 mmol maar geen klachten volgende dag of in artsenvisite bespreken.
  • Bloedsuikerwaarde > 15 mmol/l veel water laten drinken.
  • In overleg met AVV na 2 uur bloedsuikercontrole en zo nodig bij spuiten.
  • Overleg met AVV indien na 4 en 6 uur de bloedsuiker niet wil zakken.

Hypoglycemie

Begripsbepaling
Bloedsuikerwaarde < 4.0 mmol/l. Cliënt is bleek, moe, bezweet, duizelig, ziet slecht, beeft/trilt, praat met dubbele tong, heeft wisselend humeur/ prikkelbaar, hoofdpijn, concentratiestoornissen. Bij verdere daling < 1.5 mmol/l ontstaat slaperigheid, verlaagd bewustzijn, neurologische uitval, insulten en tenslotte coma.

Vragen

  • Is de cliënt aanspreekbaar?
  • Kan de cliënt nog slikken?
  • Heeft de cliënt een voedingssonde?
  • Wordt de diabetes behandeld met tabletten of insuline?
  • Wanneer is voor het laatst insuline of medicatie gebruikt/gegeven?
  • Is de cliënt ziek; koorts, braken, diarree, infecties?
  • Heeft de cliënt wel/niet gegeten of iets extra’s gehad en wanneer voor het laatst?
  • Zijn er door de arts afspraken (bijspuitschema) gemaakt met betrekking tot de behandeling van hypoglycemieën?

Triagecriteria

Spoed

  • Bloedsuikerwaarde < 4.0 mmol/l
  • Bewusteloosheid
  • Verward of verminderd aanspreekbaar/suf

Dringend

  • Bij bloedsuikerwaarde <4.0 mmol/l na correctie hypoglycemie en/of verslechtering klinisch beeld
  • Braken
  • Koorts

Routine

  • Ontregeling bloedsuikers

Controles en acties
Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie, saturatie en bloedsuiker.

Controles en acties (extra):
Bloedsuikerwaarde <4.0 mmol/l én cliënt is aanspreekbaar:

Overleg met AVV

  • De cliënt glas water met 3 eetlepels glucosesiroop of 1 glas frisdrank/dubbeldrank (géén light) laten drinken. Let op dat siroop glucose bevat en geen fructose (zie etiket).
  • De cliënt hierna laten eten (1 boterham of 1 beschuit met beleg + beker melk of 1 portie fruit of 2 volkoren biscuits). Bij een voedingssonde dient de suiker, drank en voeding via de sonde gegeven te worden.
  • Na 10 – 15 minuten bloedsuiker opnieuw prikken:
  • Indien bloedsuikerwaarde < 4.0 mmol/l en/of verslechtering klinisch beeld: AVV bellen.
  • Indien > 4.0 mmol/l overleg AVV over het wel/niet toedienen van diabetes medicatie of insuline.

Bloedsuikerwaarde <4.0mmol/l én cliënt is NIET aanspreekbaar of kan niet slikken én heeft geen voedingssonde:

  • AVV bellen voor overleg voor het toedienen van glucagon in buik of armen.
  • De cliënt moet na ongeveer 10 -15 minuten weer bij bewustzijn zijn, zo niet: AVV bellen en in overleg nogmaals glucagon geven of arts laten waarschuwen om glucose intraveneus te laten toedienen.
  • AVV tijdstip(pen) controles bloedsuiker afspreken.
  • Geen diabetes medicatie of insuline toedienen.
  • Indien voedingssonde aanwezig is: in overleg met AVV 1 glas water met 3 eetlepels glucosesiroop óf 50ml glucose 40% (alternatief 100ml glucose 20%) via voedingssonde toedienen.

N.B. bij het meten van een hyperglycemie ná een hypoglycemie geen actie ondernemen. Het lichaam heeft 24 uur nodig om van een hypoglycemie te herstellen.

Incontinentie

Begripsbepaling
Het onwillekeurig lozen van urine, dat objectief aantoonbaar is en dat een sociaal of hygiënisch probleem vormt.

Vragen

  • Sinds wanneer is er sprake van incontinentie (acuut? Wat is de mogelijke oorzaak)?
  • Kan de cliënt de urine goed ophouden bij aandrang om te plassen? Of is de aandrang zo sterk dat urineverlies optreedt voordat het toilet bereikt wordt?
  • Hoe groot is de hoeveelheid urineverlies: licht / matig / ernstig?
  • Hoe vaak heeft de cliënt last van urineverlies?
  • Treedt het urineverlies op speciale (druk verhogende) momenten op: lachen, huilen, niezen, overgang warmte naar koude, lichamelijke inspanning, sporten of traplopen?
  • Heeft de cliënt pijn bij het plassen?
  • Hoeveel last, en voor wie, veroorzaakt de incontinentie (cliënt, partner, omgeving)?
  • Is de cliënt bekend met urologische-, neurologische- of gynaecologische aandoeningen?
  • Heeft de cliënt recentelijk een CAD (Catheter à Demeure = transurethrale katheter = verblijfskatheter) gehad?
  • Ziet de cliënt slecht of heeft de cliënt cognitieve problemen?
  • Is de cliënt goed ter been?
  • Hoeveel is de vochtintake van de cliënt?

Triagecriteria

Spoed

  • Niet van toepassing

Dringend

  • Verdenking overloopblaas

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • In overleg met AVV blaas bladderen.
  • In overleg met AVV urine opvangen en strippen.
  • In overleg met AVV gedurende 3 dagen een vochtlijst in ONS bijhouden.
  • Verminder of vermijd intake van alcohol, cafeïne en cola.

Jeuk

Begripsbepaling
Jeuk is de ‘sensatie in de huid die uitlokt tot krabben’ en is een van de meest voorkomende huidklachten. Jeuk kan variëren tot lichte jeuk bij milde irritatie van de huid tot een heftige, allesbeheersende toestand die normaal leven zo goed als onmogelijk maakt.

Vragen

  • Is jeuk plotseling opgetreden of ontstaan?
  • Waar zit de jeuk precies (hele lichaam, haargrens, knieholten)?
  • Is huid rood, schilferig, zijn er wondjes en/ of krabeffecten?
  • Is dag/ nachtritme van de cliënt verstoord?
  • Heeft de cliënt al eerder deze klachten gehad? Zo ja, hoe zijn die toen behandeld?
  • Zijn er meerdere cliënten met deze klachten?
  • Is er medicatie afgesproken tegen de jeuk?

Triagecriteria

Spoed

  • Bij verdenking Scabiës (schurft)

Dringend

  • Indien jeuk het gevolg is van een allergische reactie op b.v. medicatie
  • Ontregelde diabetes mellitus
  • Extreme jeuk: overleg arts over medicatie b.v. antihistaminicum

Routine

  • Exacerbatie huidaandoening (psoriasis/eczeem)
  • Indien oorzaak jeuk nader onderzoek en behandeling behoeft

Controles en acties

  • Inspecteer de huid zorgvuldig (roodheid, krabeffecten, schilfering, pukkels, ontstekingen, bulten, wondjes).
  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Bel AVV.

Op oudere leeftijd treedt jeuk meestal op door verlies van vocht en elasticiteit van de huid. Naast krabeffecten en droge huid is er verder niets te zien.

  • Niet wassen met zeep maar zeepvrije badolie.
  • Niet te warm douchen.
  • Na douchen of wassen insmeren met vettende crème, mentholgel of koelzalf.
  • Nagels kort houden.
  • Bij onvoldoende resultaat op bovenstaande maatregelen: AVV en/of wondverpleegkundige consulteren.

Katheterproblemen

Begripsbepaling
Vragen waar het meest overleg over is, zijn de volgende:

  1. CAD* is helemaal niet of weinig productief; er is geen productie van urine zichtbaar in opvangzakje.
  2. Bloed naast de CAD en/of in katheterzakje; bloed loopt naast de katheter langs de slang en/of in katheterzakje
  3. Urine loopt naast de CAD; urine loopt langs de slang.
  4. SP katheter** of CAD ligt eruit.

* Catheter à Demeure = transurethrale katheter (verblijfskatheter)
** SP Katheter = suprapubische katheter ligt in de blaas via een kunstmatig gemaakte opening; fistel. Zodra de katheter er niet meer in zit kan dit fistel zich binnen een uur sluiten.

Vragen

Geen/weinig productie

  • Hoeveel urineproductie is er geweest in hoeveel tijd?
  • Hangt urineopvangzak lager dan blaas van de cliënt?
  • Ligt slang vrij/ geen knik in slang?
  • Hoe ziet de urine (in de slang) eruit; is deze vies/vlokkerig/bloederig?
  • Heeft de cliënt pijn in onderbuik (blaas) en/ of aandrang tot mictie?

Bloed naast CAD/via slang en/of in opvangzakje

  • Sinds wanneer is dit opgemerkt, gerapporteerd?
  • Hoe ziet de urine eruit: vies, vlokkerig, lichtrood, donkerrood, stolsels?
  • Is er sprake van recent trauma (moeizame katheterisatie, zelf verwijderd of hard aan katheter getrokken)?
  • Is de katheter nog doorgankelijk?
  • Is er sprake van retentie, buikpijn of mictiedrang?
  • Is er sprake van een urineweginfectie. Zo ja, waarmee wordt het behandeld?
  • Gebruikt de cliënt antistolling?
  • Meet de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie

Urine loopt naast de CAD

  • Indien CAD niet of weinig productief (zie: geen/weinig productie)
  • Heeft de cliënt last van blaaskrampen?
  • Welke maat CAD is gebruikt en met hoeveel ml water is ballon gevuld?

CAD/ suprapubische katheter ligt eruit

  • Sinds wanneer ligt katheter eruit?
  • Wat is de oorzaak dat de katheter eruit ligt?
  • Loopt urine af via natuurlijke weg?
  • Heeft de cliënt retentie, buikpijn of mictiedrang?

Triagecriteria

Spoed

  • Indien herplaatsen (suprapubische) katheter niet lukt
  • Retentie > 300 cc
  • Shock bij overmatig bloedverlies

Dringend

  • Bloedverlies bij gebruik bloedverdunners (acenocoumarol, ascal)
  • Onverdraaglijke blaaskrampen
  • Koorts en ziek zijn

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties
Geen productie

  • Slang en urineopvangzak controleren op obstructie en hoogteverschil tussen blaas-urineopvangzak.
  • Ballon van de katheter leeg laten lopen, katheter hogerop schuiven en ballon weer vullen.
  • In overleg met AVV doorgankelijkheid katheter bepalen door blaasspoeling met blaasspoelvloeistof.
  • Is de katheter nog doorgankelijk?
  • In overleg met AVV indien mogelijk bladderscan laten verrichten?
  • Bij verstopping katheterslang: katheter vervangen?

Bloed naast CAD en/of via slang in opvangzakje

  • Indien recent trauma of moeizame katheterisatie: observeren.
  • In overleg met AVV bij aanhoudende bloedmenging urine: blaasspoelen met gekoelde fysiologisch zoutoplossing.
  • Meet de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.

Urine naast CAD

  • Controleer ballon inhoud: ballon leeg laten lopen en opnieuw vullen bij voorkeur met 5 ml (water voor infectie) meer vulling kan meer prikkeling geven.
  • In overleg met AVV bij kleine maat CAD evt. grotere maat plaatsen.
  • In overleg met AVV bij blaaskrampen/over reactieve blaas: eerst de ballon leeg laten lopen en opnieuw vullen (vrouwen) of laten vullen (mannen) met 5 ml i.p.v.10 ml (water voor injectie) of een kleinere maat CAD plaatsen (bij vrouwen) of laten plaatsen (bij mannen).

Bloed naast CAD en/of via slang in opvangzakje

  • Indien recent trauma of moeizame katheterisatie: observeren.
  • In overleg met AVV bij aanhoudende bloedmenging urine: blaasspoelen met gekoelde fysiologisch zoutoplossing.
  • Meet de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.

CAD of SP- katheter ligt eruit

  • De SP-katheter dient zo snel mogelijk weer geplaatst te worden. Eventueel kortdurend sonde of katheter in opening steken totdat AVV er is. I.o.m. AVV tijdelijk een CAD inbrengen (bij pijn in de onderbuik).
  • In overleg met AVV bij kleine maat CAD evt. grotere maat plaatsen.
  • Bij ernstige onrust en zelf verwijderen van CAD door cliënt in overleg met AVV katheter uitlaten tot een later tijdstip op basis van uitslag bladderscan. Dit geldt niet voor een SP-katheter!

NB: Bij koorts/ buikpijn waarbij geen andere oorzaak voor de koorts gevonden kan worden: in overleg met AVV/ arts urine opvangen voor kweek (eerst een nieuwe verblijfskatheter plaatsen voordat de urine opgevangen wordt!)

Koorts

Begripsbepaling
Koorts is een verhoging van de lichaamstemperatuur boven 38° C gemeten.

Koorts is een reactie van het lichaam op een infectie en helpt bij het opruimen van de ziektekiemen. Het is belangrijk om de oorzaak te achterhalen. Het onderdrukken van de koorts vermindert het ziektegevoel maar bekort de ziekteduur niet.

Vragen

  • Is de koorts gemeten met een oor thermometer? (uitkomst is net zo betrouwbaar als bij een rectale meting)
  • Hoe lang houdt de koorts aan (continue, aanvallen, koortsvrije periodes, koude rillingen)?
  • Hoe is de bloeddruk en pols; wat zijn de uitgangswaarden van bloeddruk en pols van de cliënt?
  • Heeft de cliënt nog andere klachten zoals hoesten, benauwdheid, pijn bij plassen, huiduitslag, braken, diarree, wonden?
  • Maakt de cliënt een ernstig zieke indruk (cyanotisch, transpireren, kortademig, suf, onrustig/verward, nekstijf)?
  • Is de cliënt recentelijk behandeld of wordt de cliënt nu behandeld tegen een infectie?
  • Is cliënt diabeet, COPD-patiënt of heeft de cliënt een verminderde weerstand?
  • Is de cliënt bekend met recidiverende infecties?
  • Welke medicatie gebruikt de cliënt: antibiotica, prednison, paracetamol, NSAID’s?
  • Hoe is het met de intake van vocht en voeding?
  • Zijn er meer cliënten in de omgeving met dezelfde klachten?

Triagecriteria

Spoed

  • Shock verschijnselen
  • Nekstijfheid
  • Sufheid of verwardheid
  • Koude rillingen en ernstig ziek
  • Hevige benauwdheid

Dringend

  • Bij optreden van koorts onder antibiotica en/of prednison en/of paracetamol/NSAID gebruik
  • Bloed bij urine
  • Indien koorts niet reageert op paracetamol
  • Toename van klachten zoals braken, kortademigheid
  • Cliënten met verminderde weerstand, diabetes mellitus, COPD

Routine

  • Aanhoudende koorts na ingezette behandeling

Controles en acties

  • Bij een lichaamstemperatuur > 39 °C en < 40 ºC pols <100 en niet ernstig ziek zijn in overleg met AVV: paracetamol 1000 mg oraal (bij voorkeur) of zetpil.
  • Na 2 uur temperatuur meten om te zien of paracetamol effectief is.
  • Veel laten drinken 1.5 – 2 l en vochtbalans bijhouden.
  • Bij een cliënt met diabetes mellitus bloedsuiker controleren.
  • Als de cliënt hevig transpireert koele afwassing geven en regelmatig droge kleding en lakens geven.
  • De cliënt geen deken geven.
  • Bij pijn bij plassen, buikpijn, aandrang te plassen, kleine beetje plassen, overleg met AVV om urine te strippen op leuco’s en nitriet.
  • Goede mond en huidverzorging.
  • Meet 2x per dag de bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Bij wonden AVV bellen voor inspectie wond en omgeving.

Kortademigheid

Begripsbepaling
Kortademigheid wordt gebruikt voor verscheidene klachten. De ernst bepaalt de urgentie. Kortademigheid is een symptoom voor allerlei ziekten en/of aandoeningen. Belangrijk is te weten wat men bedoelt met kortademigheid. Een normale ademfrequentie is 12-20 x per minuut.

Vragen

  • Is de cliënt bij bewustzijn?
  • Hoe is de ademhaling? (zacht, kreunend, hoorbaar bij in- of uitademing, adequaat)
  • Heeft de cliënt blauwe lippen, vingers, tenen of is gelaat rood of grauw?
  • Kan de cliënt platliggen, hele zinnen zeggen?
  • Wanneer zijn de klachten begonnen en was dit geleidelijk of acuut?
  • Hoe is het gedrag (rustig, onrustig, lijkt de cliënt te stikken)?
  • Zijn er andere klachten: misselijkheid, braken, pijn met ademhalen, transpireren, duizelig, hoesten, plasproblemen, angst, oedeem enkels, hartkloppingen?
  • Is de cliënt bekend met COPD, Astma, hartfalen of hyperventilatie, allergie?
  • Is de cliënt gevallen?

Triagecriteria

Spoed

  • Bewusteloosheid
  • Hevige benauwdheid (ademfrequentie > 30/min.) die snel verergert
  • Blauwe verkleuring in het gezicht of extremiteiten
  • Pijn op de borst
  • Hoge koorts (temperatuur > 40 °C)
  • Dreigende shock (dalende bloeddruk, stijgende pols)
  • COPD/Astma niet reagerend op medicatie
  • Indien er sprake is van een trauma, verslikken, iets in de keel

Dringend

  • Geleidelijke verslechtering (toename benauwdheid, toename koorts)
  • Toename onrust/verwardheid
  • Onvoldoende reactie op toegediende medicatie en toegepaste maatregelen

Routine

  • Evaluatie van medicatie en instellen op nieuwe of onderhoudsmedicatie
  • In kaart brengen van aanleiding/oorzaak van hyperventilatie

Controles en acties

Bij angst en hyperventilatie

  • Stel de cliënt gerust en laat de cliënt rustig ademen, 3 seconden in en 6 seconden uit.
  • Probeer samen met de cliënt het ademhalingspatroon onder controle te krijgen door mogelijk een ontspanningsoefening te doen of de cliënt af te leiden met een bezigheid.
  • Informeer naar de oorzaak die de klachten mogelijk hebben uitgelokt.
  • Overleg bij aanhoudende angst met AVV.

Obstipatie

Begripsbepaling
De toestand waarin iemands stoelgang een verandering ondergaat, gekenmerkt door een verminderde frequentie van ontlasting en/of harde ontlasting. De meest frequente oorzaken zijn: vezelarme voeding, onvoldoende drinken, te weinig lichaamsbeweging, te lang ophouden van ontlasting, spanningen, ander voedsel of vreemd toilet, bepaalde ziekten zoals darmontsteking, prikkelbare darmsyndroom, diabetes of kwaadaardige aandoeningen. Medicatiegebruik kan ook de oorzaak zijn van obstipatie.

Vragen

  • Hoeveel dagen was er geen ontlasting?
  • Hoe zag de laatste ontlasting er uit (hard, breiïg, waterdun) en was er sprake van bloed/ slijmbijmenging?
  • Hoe is het normale patroon?
  • Hoe vindt de stoelgang plaats (toilet, stoel of bed, incontinentie) en is stoelgang pijnlijk?
  • Heeft de cliënt andere klachten (verminderde eetlust of gewichtsverlies, afwisselend obstipatie en diarree, braken, buikpijn, koorts, verwardheid)?
  • Voelt de cliënt zich ziek?
  • Hoe is de vocht-voedingsintake van de cliënt?
  • Gebruikt de cliënt sondevoeding?
  • Is de buik boller dan normaal, drukpijnlijk, hard?
  • Gebruikt de cliënt medicatie die obstipatie kunnen veroorzaken (morfine, tramadol, ijzer, anti-depressivum of anti-psychotica)?
  • Is er beleid afgesproken door arts bij het uitblijven van ontlasting (extra movicolon, microlax, klysma of bisacodyl)?

Triagecriteria

Spoed

  • Braken
  • Bij hevige buikpijn (plankhard met druk/loslaat pijn)
  • Afwezigheid van darmgeluiden (stethoscoop)
  • Rectaal bloedverlies dat aanhoudt

Dringend

  • Ernstig ziek

Routine

  • Vermagering en verminderde eetlust
  • Bloed of slijm bij ontlasting
  • Afwisselend diarree en obstipatie
  • Chronische darmaandoening
  • Obstipatie door medicatiegebruik

Controles en acties

  • De cliënt stimuleren voldoende vocht tot zich te nemen; vochtlijst bijhouden (1,5- 2l/dag).
  • Indien de cliënt sondevoeding gebruikt overleg AVV.
  • De cliënt stimuleren tot het eten van adequate voeding (vezelrijk/ pruimen). Laxerende voeding: koffie, verse sinaasappelsap, ontbijtkoek, volkorenbrood etc.).
  • Glas lauw water drinken of pruimen eten op de nuchtere maag.
  • Warme dranken drinken (cafeïne).
  • Stimuleren tot mobiliteit (ook in bed oefeningen).
  • Bekijk met de cliënt onder welke condities/omstandigheden hij gewend is gemakkelijk te defeceren.
  • Rapportage van Defecatie in dossier van de cliënt.

Pijn op de borst

Begripsbepaling
Hevige (beklemmende, drukkende, samensnoerende) pijn achter borstbeen (= pectoris), in de rug en/ of uitstralend naar kaak/ armen, benauwdheid (angina), zweten, angstklachten worden uitgelokt door inspanning, emoties, kou, warmte. Klachten verdwijnen binnen 15 minuten in rust en/of binnen enkele minuten na het gebruik van sublinguaal toegediende nitraten. Oorzaak is vernauwing van de kransslagader(s) van het hart wat leidt tot zuurstoftekort van de hartspier wat pijn veroorzaakt. Indien er sprake is van een totale afsluiting spreekt men van infarct.

Vragen

  • Waar zit de pijn precies en kan de cliënt vertellen of deze ergens naar toe uitstraalt?
  • Kan de cliënt beschrijven wat soort pijn het is (drukkend- beklemmend – scheurend)?
  • Heeft de cliënt eerder deze klachten gehad?
  • Is de cliënt kortademig? Is ademhaling normaal? Geeft de cliënt sputum op?
  • Is de cliënt zweterig –klam- misselijk? Heeft de cliënt neiging tot flauwvallen?
  • Is de cliënt angstig?
  • Is er interventiemedicatie voorgeschreven (isordil / Nitrospray)?

Triagecriteria

Spoed

  • Shockverschijnselen (zie protocol dreigende shock)
  • Indien klachten niet reageren op interventiemedicatie of zelfs toenemen
  • Beklemmende retrosternale pijn en misselijkheid, braken, zweten
  • Opgeven van roze, schuimend sputum

Dringend

  • Optreden van klachten ook in rust
  • Optreden van klachten > 2 x per 24 uur
  • In combinatie met koorts en benauwdheid (longontsteking)
  • Bij het tevens ontstaan van dik been, verhoogde polsfrequentie, temperatuur licht verhoogd

Routine

  • Toename agina pectoris klachten de laatste tijd goed reagerend op medicatie
  • Voor het eerst optreden van agina pectoris klachten, echter wel reagerend op medicatie

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Bel de AVV.
  • De cliënt rechtop in bed, knellende kleding los maken.
  • Zorg voor rust rondom de cliënt.
  • De cliënt mag niet alleen gelaten worden.

Rectaal bloedverlies

Begripsbepaling
Bij bloedverlies uit de anus spreekt men van rectaal bloedverlies. Oorzaken kunnen zijn: bacteriële ontsteking, colitis ulcerosa, ziekte van Crohn, divertikels, fissuren van anus, hemorroïden, poliepen, tumor.

Vragen

  • Hoeveel bloedverlies? Probeer een inschatting te maken van de hoeveelheid.
  • Wat is de kleur (helderrood, donkerrood of zwart)?
  • Ligt het bloed op de ontlasting, ernaast of is het met de ontlasting vermengd?
  • Is er sprake van diarree met slijm en/of stolsels?
  • Is de cliënt bekend met maagdarmproblemen?
  • Heeft de cliënt aambeien?
  • Gebruikt de cliënt medicatie (bloedverdunners, ferrofumaraat, NSAID’s)?
  • Heeft de cliënt buikpijn (lokalisatie, uitstraling)?
  • Is de cliënt ook aan het braken (kleur, aspect, frequentie)?

Triagecriteria

Spoed

  • Shockverschijnselen (zie protocol dreigende shock)
  • Grote bloeding zonder shock verschijnselen

Dringend

  • Algeheel ziek
  • Diarree met bloed en/of slijm en koorts
  • Aanhoudend helderrood bloedverlies
  • Gebruik bloedverdunners

Routine

  • Klachten ten gevolge van hemorroïden

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Bij gebruik bloedverdunners overleg met AVV.
  • Observeren bloedverlies; aanhouden- toename -stoppen.
  • Bij aambeien laxerend voedsel, veel drinken, evt. laxantia en in overleg aambeienzalf.

Rood oog

Begripsbepaling
Roodheid van het oog wordt veroorzaakt door aandoeningen van het slijmvlies dat de binnenzijde van de oogleden bedekt, de harde oogrok en het voorste oogcompartiment. Roodheid kan één of beide ogen betreffen. Het is van belang dat onderscheid gemaakt wordt tussen visusbedreigende aandoeningen (vooral ontsteking hoornvlies, loslating netvlies en acuut glaucoom) en onschuldige aandoeningen (zoals ontsteking slijmvlies oogleden). In het verpleeghuis ziet men ook regelmatig een Herpes Zoster infectie van het oog. Voorafgaand aan tekenen van de infectie op de huid hebben cliënten dan last van koorts, hoofdpijn, pijn in het oog, malaise.

Vragen

  • Alarmsymptomen aanwezig: pijn, daling gezichtsvermogen, lichtschuwheid?
  • Heeft de cliënt klachten aan één of beide ogen?
  • Heeft de cliënt andere klachten (misselijk, braken, hoofdpijn)?
  • Heeft de cliënt visusklachten (dubbelzien, lichtflitsen)?
  • Is er sprake van afscheiding uit het oog? Dichtgeplakt zitten van de ogen (ochtend)?
  • Is er sprake van een trauma rond het oog?
  • Welke medicijnen gebruikt de cliënt (bloedverdunners)?

Triagecriteria

Spoed

  • Acute visusdaling
  • Rood of zeer pijnlijk oog, met misselijkheid en braken
  • Ernstig oogletsel (stomp trauma of doorboord)
  • Loog, kalk of zuur in het oog

Dringend

  • Gebruik antistolling (acenocoumarol)
  • Corpus alienum in het oog
  • Rood en pijnlijk oog
  • Acuut ontstaan en dubbelzien
  • Lichtflitsen

Routine

  • Oogontsteking langer dan 3 dagen zonder verbetering
  • Oogontsteking met hevig pussende afscheiding

Controles en acties

Bij alarmsymptomen (zie boven)

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie en bel AVV.

Bij afscheiding en vastgeplakt zitten van oogleden: (zie boven)

  • Reinig oog met kraanwater. Altijd van buiten naar binnen met een gaasje.
  • Voorkom irritatie (contactlenzen, make-up).
  • Klachten van de cliënt in agenda zetten voor artsen visite.

Bij etsing door bijtende vloeistoffen in het oog

  • Direct spoelen met kraanwater 10-20 minuten.
  • Overleg AVV.

Roodheid van de huid

Begripsbepaling
Roodheid van de huid is een veelvoorkomend vaak onschuldig symptoom. Soms is het een uiting van een infectieziekte zoals wondroos (erysipelas) waarvoor snelle start behandeling nodig is. Roodheid van de huid kan over het hele lichaam of lichaamsdeel (gegeneraliseerd) voorkomen of lokaal.

Vragen

  • Wanneer is de uitslag, roodheid gesignaleerd/ontstaan?
  • Waar zit de uitslag/ roodheid precies (gezicht, nek, rug, handen, knieholten)?
  • Is de cliënt bekend met allergieën?
  • Is de cliënt bekend met een huidaandoening?
  • Heeft de cliënt jeuk?
  • Heeft de cliënt pijn?
  • Heeft de cliënt nog andere klachten? (zwelling, benauwdheid)
  • Hebben meerdere cliënten deze klachten?

Triagecriteria

Spoed

  • Acute allergische reactie gepaard gaande met zwelling in halsgebied
  • Voorkomen van dezelfde klachten bij andere cliënten

Dringend

  • Allergische reactie ten gevolge van antibioticagebruik, andere medicatie of voedsel
  • Koorts (erysipelas)

Routine

  • Opleving van eczeem die behandeling behoeft
  • Evaluatie medicatievoorschrift dat geleid heeft tot allergische reactie

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.

Bij verdenking allergische reactie

  • Overleg met AVV.
  • Observatie uitbreiding roodheid en/of zwelling.
  • Controle bloeddruk, pols, temperatuur, ademfrequentie en saturatie.
  • Aangedane lichaamsdelen eventueel koelen (b.v. met natte gazen).

Jeuk

  • Zie protocol Jeuk.

Bij verdenking eczeem

  • Bestrijd droge huid (geen zeep, niet te warm water, na het wassen huid invetten) ook indien eczeem niet actief.
  • Vermijd irriterende en afsluitende kleding; gebruik katoen of natuurzijde.
  • Zonlicht heeft een positief effect maar niet te veel!
  • Eventueel ’s nachts katoenen handschoenen dragen (krabben).

Bij verdenking wondroos (erysipelas)

  • Overleg met AVV, AVV overlegt met arts over start antibiotica en pijnstilling.
  • Indien mogelijk koelen met natte verbanden en dekenboog geven.
  • Controle bloeddruk, pols, ademhalingsfrequentie, saturatie en 2 x daags temperatuur meten.
  • Contactisolatie (schort, handshoenen).

Schedelletsel

Begripsbepaling
Het door uitwendig geweld (klap of val) ontstaan van letsel aan het hoofd. Dit letsel kan zichtbaar zijn aan de buitenkant van de schedel en/of gezicht (wond/snee) maar kan ook onzichtbaar binnen de schedel (hersenletsel) aanwezig zijn.

Vragen

  • Is de cliënt bewusteloos?
  • Is de cliënt bewusteloos geweest? Hoelang?
  • Wat is er gebeurd? (vermoedelijke oorzaak, tijd, plaats, datum van het trauma)
  • Is er sprake van een bloedende hoofdwond?
  • Hoe is de cliënt nu? (opgewonden, suf, slaperig, hoofdpijn, misselijkheid, braken, koorts, trekkingen, verwardheid, angst, uitvalsverschijnselen)
  • Weet de cliënt wat er gebeurd is?
  • Zijn er andere verwondingen?

Triagecriteria

Spoed

  • Bij bewusteloosheid op het moment van melding
  • Bij helder strogeel vochtverlies of bloed uit oren of neus (kan hersenvocht zijn)
  • Sufheid, vooral in toenemende mate
  • Gebruik bloedverdunners
  • Niet te stelpen hoofdwond

Dringend

  • Bewusteloosheid die langer dan 15 minuten heeft geduurd
  • Amnesie langer dan 1 uur
  • Verwardheid
  • Bijzondere omstandigheden zoals ontregeling van chronische ziekten gebruik van alcohol en/ of drugs
  • Letsel ten gevolge van agressie

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

  • Blijf rustig en zorg voor een rustige omgeving.
  • Beoordeel bewustzijn, pijn, reactievermogen, verwardheid.
  • Bij bewusteloosheid cliënt in stabiele zijligging leggen.
  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Bij zichtbaar bloedverlies; bloeding stelpen, eventueel ijspakking geven maar geen druk op wond laten uitoefenen.
  • In dossier rapporteren: datum, tijd, plaats, vermoedelijke oorzaak, aanwezigheid van andere mensen, letsel of gevolgen van val!

Scheurwond

Begripsbepaling
De huid is door een trauma afgescheurd van de onderlaag. Komt vooral voor bij ouderen met een dunne kwetsbare (atrofische) huid en bij cliënten die veel of langdurig corticosteroïden gebruiken. Een gering trauma, zoals het vastpakken of overtillen van de cliënt (wrijvings- en/ of schuifkrachten), of het lostrekken van een kleefpleister, kan de huid al beschadigen. Scheurwonden zijn pijnlijk en onesthetisch en variëren in oppervlakte, diepte, locatie en hoeveelheid weefselverlies.

Men onderscheidt 3 categorieën:

  1. Scheurwond zonder weefselverlies;
  2. Scheurwond met gedeeltelijk weefselverlies;
  3. Scheurwond met volledig verlies van de huidflap.

Vragen

  • Is de bloeding te stelpen? Is er sprake van helderrood, spuitend bloed?
  • Wat is de oorzaak van de verwonding?
  • Is er sprake van ander letsel?
  • Is de wond verontreinigd?
  • Kan de wond schoongemaakt worden?
  • Heeft de cliënt een verminderde weerstand?
  • Gebruikt de cliënt bloedverdunners?
  • Is de cliënt gevaccineerd tegen tetanus?

Triagecriteria

Spoed

  • Niet te stelpen of spuitende bloeding
  • Vermoeden van ander letsel

Dringend

  • Overleg tetanusvaccinatie

Routine

  • Geen indicatie

Controles en acties

  • Neem contact op met AVV.

Preventie bij dagelijkse zorg

  • Opletten bij aantrekken steunkousen.
  • Opletten tijdens transport, rolstoel.
  • Werken met kortgeknipte nagels.
  • Geen sieraden, horloges, ringen dragen tijdens werk.
  • Goede tiltechniek.
  • Bescherming broze huid: beschermende huidolie op voorschrift.
  • De cliënt lange mouwen/kousen laten dragen.
  • In overleg met AVV beschermfilter (Silesse spray) onder kleefpleisters.

Slapeloosheid

Begripsbepaling
Probleem met in- en doorslapen. Slapeloosheid is een 24-uurs probleem. Dit houdt in dat iemand overdag last kan hebben van de gevolgen van slapeloosheid. Ongeveer 2/3 van de mensen slaapt 7-8 uur per nacht. Ouderen slapen oppervlakkiger en zijn vaker wakker. Ouderen slapen korter. Slapeloosheid verhelpen of accepteren zonder slaapmiddelen heeft sterk de voorkeur vanwege de bijwerkingen en gewenning aan slaapmiddelen.

Vragen

  • Wat is de voornaamste klacht (niet kunnen inslapen, ’s nachts wakker worden, wakker liggen, vermoeidheid/slapen overdag)?
  • Wat is de oorzaak (geluidsoverlast, licht, angst, lichamelijk ongemak, piekeren)?
  • Hoeveel nachten per week heeft de cliënt last?
  • Wat is het normale slaappatroon van de cliënt? (evt. heteroanamnese)?
  • Heeft de cliënt gebruiken/rituelen voor het slapen gaan?
  • Drinkt de cliënt alcohol, koffie, thee, cola voor het slapen gaan?

Triagecriteria

Spoed

  • Niet van toepassing

Dringend

  • Niet van toepassing

Routine

  • Kortdurende slapeloosheid: slaapklachten > 3 weken en ten minste 2 nachten per week
  • Chronisch slaapmiddelengebruik
  • Specifieke slaapstoornis
  • Vermeende insomnia: klachten over slaap, zonder klachten overdag

Controles en acties

  • Observatie en rapportage van slaapritme van de cliënt.
  • Informeren naar gebruiken en gewoontes voor het slapen gaan en deze zoveel mogelijk handhaven.
  • Werken met kortgeknipte nagels.
  • Zorg voor een rustige, goed verduisterde slaapomgeving.
  • Adviseer geen koffie, cola, thee, alcohol of zware lichamelijke inspanning uren voor het slapen gaan.
  • Bescherming broze huid: beschermende huidolie op voorschrift.
  • Laat cliënt pas naar bed gaan als de cliënt slaperig is.
  • Laat cliënt geen dutjes overdag doen (let op dag- nacht ritme).

Slikstoornissen

Begripsbepaling
Symptomen van slikklachten

  • Speekselverlies
  • “Balletjesgevoel” in de keel
  • Drukgevoel in de keel of op de borst
  • Onaangenaam gevoel bij het slikken
  • Gewichtsvermindering door te weinig voeding
  • Hoesten en/ of neiging tot overgeven of stikgevoel
  • Plotseling rode en/ of tranende ogen (stille aspiratie)

Oorzaken

  • CVA
  • Allergische reactie (medicatie)
  • Verminderde speekselsecretie (M. Sjogren, ouderdom, medicatie)
  • Neurologische ziekten b.v. MS, Parkinson, dementie

Vragen

  • Sinds wanneer zijn de slikklachten ontstaan (acuut, langzaam, na wegraking)?
  • Is bewustzijn van de cliënt veranderd?
  • Zijn er andere uitvalsverschijnselen?
  • Hoest de cliënt na slikken?
  • Heeft de cliënt zich verslikt?
  • Is de cliënt recentelijk gestart met andere medicatie?

Triagecriteria

Spoed

  • Plotseling optreden van slikklachten op basis van zwelling keel/halsgebied
  • Vastzittend stuk voedsel in slokdarm

Dringend

  • Verdenking CVA/TIA
  • Als sondevoeding gestart moet worden

Routine

  • Verdere behandeling en beleid ten aanzien van voeding

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Bijhouden vocht en voedsel intakelijst in ONS.

Veranderend gedrag

Begripsbepaling
Veranderd gedrag is gedrag wat afwijkend is van iemands normale gedrag. De term dekt een scala aan toestanden die het gevolg kunnen zijn van plotseling optreden van fluctuerende verstoringen van bewustzijn, aandacht, waarneming, geheugen, oriëntatie vermogen, denken, slaapwaakritme en psychomotorisch gedrag.

Vragen

  • Wat voor gedrag vertoont de cliënt?
  • Is bewustzijn verlaagd? (zie wegraking en/ of verdenking delier)
  • Hoe en wanneer is het begonnen en hoe is het verloop (acuut, langzaam, gevolgd na een gebeurtenis)?
  • Heeft de cliënt diabetes mellitus? Zo ja, wat is de bloedsuikerwaarde?
  • Heeft de cliënt een dementieel syndroom?
  • Is de cliënt bekend met een psychiatrisch beeld? Zo ja wat was de diagnose?
  • Is er sprake van hallucinaties, wanen of angst?
  • Is de cliënt agressief, dreigend naar anderen of zichzelf toe?
  • Wat is er tot nu toe geprobeerd om het gedrag te beïnvloeden?
  • Heeft de cliënt alcohol, drugs of medicijnen gebruikt?

Triagecriteria

Spoed

  • Ademnood, bewustzijnsdaling of shock
  • Gewelddadig of bedreigend gedrag
  • Suïcidaliteit of uitingen hiervan
  • Niet te couperen agressie
  • Overdosis drugs of intoxicatie medicijnen
  • Bij niet-corrigeerbare hypoglycemie

Dringend

  • Onrust en verwardheid die nooit eerder is gesignaleerd
  • Onrust en verwardheid die na interventie blijft bestaan
  • Onoplosbare katheterproblemen
  • Toenemende pijnklachten, ziek zijn
  • Verdenking CVA/TIA
  • Wanen en hallucinaties (achterdocht), angst

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

  • Neem beschermende maatregelen voor (mede)cliënten en/ of personeel indien er sprake is van acute dreiging en bel AVV.
  • Controleer of de juiste medicatie, op het juiste tijdstip en juiste dosis is gegeven.
  • Bekijk of een specifieke benadering eerder succesvol is gebleken.
  • Indien aanwezig volg benaderingsplan.
  • Pas een levensgerichte benadering toe in een rustige prikkelarme omgeving; laat eventueel een ‘vreemd gezicht’ de cliënt benaderen of specifiek een man of vrouw.
  • Bijhouden vocht en voedsel intakelijst in ONS.
  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie, saturatie en eventueel bloedsuiker zodra dit mogelijk is.
  • Overleg met AVV voor Inzet van onvrijwillige zorg.

Verdenking delier

Begripsbepaling
Een delier is een vrij plotseling optredende verwardheidstoestand die erg kan wisselen over de dag en de nacht. Belangrijkste symptomen zijn: wisselend bewustzijn, desoriëntatie, incoherent denken en hallucinaties, ‘plukkerig’. De meest voorkomende oorzaak van een delier is een infectie, medische ingreep, trauma, medicatie of ontregeling chronische aandoening. Een delier kan in verschillende vormen voorkomen:

  • Onrustig (hyperactief) met of zonder hallucinaties
  • Apathisch (hypoactief)
  • Gemengd

Vragen

  • Heeft de cliënt wisselend bewustzijn of aandachtsproblemen?
  • Is er sprake van verwardheid?
  • Is verwardheid soms aanwezig en soms afwezig?
  • Is er sprake van geheugenstoornis?
  • Is de cliënt gedesoriënteerd in tijd, plaats of persoon?
  • Heeft de cliënt last van wanen en/ of hallucinaties en zijn deze beangstigend, verontrustend?
  • Is er sprake van onrust of juist apathie?
  • Is de cliënt agressief, dreigend naar anderen of zichzelf toe?
  • Is de cliënt ‘plukkerig’? Zit de cliënt steeds met handen te friemelen?

Triagecriteria

Spoed

  • Als cliënt erg onrustig is en dreigt zichzelf of anderen schade toe te brengen
  • Als er bij cliënt sprake is van verontrustende hallucinaties of wanen (weglopen, opdrachten uitvoeren, suïcidaal)

Dringend

  • Als een bekende behandelde delier verandert of verergert
  • Koorts en algeheel ziek zijn
  • Verdenking onthoudingsdelier
  • Hypoglycemie

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie, saturatie en eventueel bloedsuikerwaarde.
  • Overleg met AVV.
  • Start in overleg met AVV delier observatielijst (DOS).
  • Start vocht- en voedingsintakelijst.
  • Zorg voor maximale observatie en veiligheid: verwijder gevaarlijke voorwerpen en frequente controle bij de cliënt.

Controles en acties (extra)

Algemene adviezen bij verdenking delier

  • Herkenningspunten bieden: klok, kalender, foto’s.
  • Zorg voor een rustige, vertrouwde omgeving: prikkeldosering.
  • Continue kamerverlichting.
  • Laat cliënt bril en gehoorapparaat gebruiken.
  • Toon begrip voor angst.
  • Ga niet mee in waanideeën.
  • Zorg voor voldoende vochtinname.
  • Zorg voor adequate voeding.

Verdenking heupfractuur

Begripsbepaling
De heup bevindt zich op de plaats waar het bovenbeen en bekken bij elkaar komen. Een heupfractuur is een breuk in het bovenbeen (dijbeen) vlak bij het heupgewricht. Pijn, zwelling, beperkte beweeglijkheid of niet kunnen belasten, samen met een beenlengte verschil zijn de belangrijkste verschijnselen. De voet aan de aangedane zijde ligt meer naar buiten gedraaid (exorotatie).

Vragen

  • Wat is de oorzaak van het trauma? Wat is er precies gebeurd?
  • Is de cliënt bij bewustzijn en aanspreekbaar?
  • Zijn er pijnklachten en zo ja, wat is de lokalisatie?
  • Is het been verkort en naar buiten gedraaid?
  • Is verkorting mogelijk al bekend bij de cliënt voor het trauma?
  • Kan de cliënt het been bewegen, optillen, naar zich toe buigen, naar buiten toe draaien?
  • Is er nog ander letsel (ribben/rug)?

Triagecriteria

Spoed

  • Indien er sprake is van een femurschachtfractuur (bovenbeenfractuur, standverandering in het midden van het bovenbeen) en/of indien het bovenbeen dik en extreem pijnlijk is/wordt
  • Indien trauma veroorzaakt is door ander onderliggend lijden hetgeen acute behandeling behoeft (b.v. niet-corrigeerbare hypoglycemie)
  • Bij dalende tensie en stijgende pols (shock)

Dringend

  • Altijd overleg arts bij verdenking heupfractuur voor verder beleid

Routine

  • Herbeoordeling bij verdenking fractuur

Controles en acties

  • Neem contact op met AVV.
  • Overleg met AVV of de cliënt in bed gelegd mag worden. Bij gebruik van tillift aangedane zijde maximaal ondersteunen door één of meerdere personen.
  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Overleg met AVV over de inzet van pijnstilling.
  • Vul een MIC-formulier in, ook bij geaccepteerd valrisico.
  • Rapporteer val in ONS tijdstip, plaats van vallen, vermoedelijke oorzaak, wie geïnformeerd is. Welke acties zijn ondernomen.

Verdenking urineweginfectie

Begripsbepaling
Urineweginfecties worden onderverdeeld in ongecompliceerde en gecompliceerde urineweginfecties. In het eerste geval heeft de cliënt in principe een normale afweer en normale urinewegen. Bij gecompliceerde urineweginfecties heeft de cliënt functionele of anatomische afwijkingen aan de urinewegen en/of er zijn andere oorzaken van verminderde weerstand zoals diabetes mellitus en stoornissen van het immuunapparaat. Het brede scala van symptomen kan variëren van frequente lozingsdrang, pijnlijke lozing, buikpijn, koorts, flankpijn, algehele malaise tot een levensbedreigende sepsis. De symptomen zijn verder afhankelijk van de leeftijd van de cliënt: bij ouderen kan verwardheid, koorts en incontinentie (retentie) optreden.

Vragen

  • Hoe ziek is de cliënt? (rillingen, algemeen ziek zijn)
  • Is de cliënt onrustig, verward?
  • Heeft de cliënt pijnlijk of branderig gevoel bij het plassen, toegenomen frequentie of aandrang?
  • Heeft de cliënt pusafscheiding in de plasbuis of bloed bij de urine?
  • Hoe ziet urine eruit? (helder, troebel, met vlokken, bloed)
  • Is incontinentie ontstaan of al bestaande incontinentie toegenomen?
  • Geeft de cliënt pijn in de rug, flank, perineum of onderbuik aan?
  • Heeft de cliënt eerder urineweginfecties gehad?
  • Welke antibioticum is toen gegeven of wordt de cliënt nu nog behandeld?
  • Drinkt de cliënt voldoende?
  • Heeft de cliënt een katheter? Wat voor één? Zijn hier problemen mee op dit moment?

Triagecriteria

Spoed

  • Koude rillingen, hoge koorts en snelle pols
  • Koliekpijn onder in de rug
  • Delier, verwardheid

Dringend

  • Cliënt is ziek of plotseling verward en heeft typische of atypische klachten die kunnen wijzen op een urineweginfectie

Routine

  • Specifieke of aspecifieke klachten waarbij een urineweginfectie moet worden uitgesloten

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Laat de cliënt zoveel mogelijk drinken: streven naar 1,5- 2 liter per dag.
  • Vochtintakelijst in ONS bijhouden.
  • Bij diabetes mellitus bloedsuikercontrole.
  • Bij katheter controle doorgankelijkheid en datum laatste wissel.
  • Overleg met AVV over strippen van urine.

Vergiftiging

Begripsbepaling
Blootstelling aan giftige stoffen, al dan niet opzettelijk. Giftige stoffen kunnen via verschillende wegen het lichaam betreden: mond, longen, huid of de ogen. Via huid/ogen zal hoofdzakelijk een lokale reactie optreden.

Vragen

  • Welke stof is ingenomen of waaraan is de cliënt blootgesteld?
  • In welke hoeveelheid, sterkte en concentratie?
  • Zijn er ziekteverschijnselen: verminderd bewustzijn, ademhalingsproblemen, braken, bleek of klamme huid, epileptisch insult, slikproblemen?

Triagecriteria

Spoed

  • Shockverschijnselen
  • Ademhalingsproblemen
  • Epileptisch insult
  • Slikproblemen

Dringend

  • Niet van toepassing

Routine

  • Niet van toepassing

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie.
  • Bel AVV en meld (mogelijke) inname van stof.
  • Raadpleeg de Gifwijzer.

Geen interventie nodig bij inname van – of blootstelling aan -: inkt van balpen, vulpen, viltstift, cosmetica, gum, kaarsen, kleikorrels (plantenbakken), krijt, behanglijm, witte papierlijm, lucifers, schoensmeer, silicagel, stijfsel, waterverf.

Wegraking

Begripsbepaling
Tijdelijk, gedeeltelijk (flauwte) of totaal bewustzijnsverlies (collaps, syncope) als gevolg van een verminderde toevoer van bloed, resp. zuurstof en voedingsstoffen, naar de hersenen.

Vragen

  • Is er sprake van een ongeval en letsel en zo ja, hoe ernstig? Bloedverlies? Verdenking fractuur?
  • Hoelang duurt de bewusteloosheid?
  • Is de cliënt op dit moment weer aanspreekbaar?
  • Hoe is de ademhaling?
  • Hoe is de gelaatskleur?
  • Is de cliënt bekend met epilepsie?
  • Waren er voorafgaand klachten zoals pijn op de borst, hartkloppingen?
  • Is de cliënt diabeet?
  • Is de cliënt bekend met allergieën?
  • Wat zijn de medisch beleidsafspraken?

Triagecriteria

Spoed

  • Indien collaps letsel heeft veroorzaakt waarvoor acute behandeling van arts nodig is
  • Bij afwijkende controles en oorzaak collaps medische behandeling behoeft
  • Epileptisch insult
  • Bij het buiten bewustzijn blijven van cliënt (10 minuten)

Dringend

  • Indien cliënt bekend is met TIA’s overleggen met arts

Routine

  • Ter behandeling van mogelijke oorzaak collaps

Controles en acties

  • Meet bloeddruk, pols, temperatuur, ademhalingsfrequentie en saturatie. Bij diabeten ook bloedsuiker.
  • Leg de cliënt in goede houding evt. in stabiele zijligging.
  • Let op ademwegobstructie (gebitsprothese verwijderen) pas op voor tongbeet bij epilepsie!
  • Laat de cliënt niet alleen.
  • Laat collega AVV bellen.
  • Bij herstel van bewustzijn niet direct laten drinken in verband met verstikkingsgevaar.
  • Zorgvuldig verloop en tijdsduur rapporteren.

Wond

Begripsbepaling
Gewelddadige (vaak plotseling) verbreking van de natuurlijke samenhang van één of meerdere weefsels. Aard van het geweld kan zijn mechanisch, thermisch, chemisch, elektrisch of straling. Dit protocol gaat over wonden veroorzaakt door mechanisch geweld.

Vragen

  • Is de cliënt bij bewustzijn? Zo niet, zie protocol dreigende shock.
  • Waar zit de wond en hoe groot is die?
  • Wat is de oorzaak van de verwonding?
  • Is de bloeding te stelpen? Is er sprake van helderrood, spuitend bloed?
  • Is er sprake van ander letsel?
  • Kan de wond verontreinigd zijn? (bijtwonden, straatvuil, snijwonden etc.)
  • Is er iets achtergebleven in de wond?
  • Kan de wond schoongemaakt worden?
  • Heeft de cliënt een verminderde weerstand?
  • Heeft de cliënt pijn? Waar?
  • Gebruikt de cliënt bloedverdunners?
  • Is bekend wanneer de cliënt de laatste tetanusvaccinatie heeft gehad?

Triagecriteria

Spoed

  • Niet te stelpen of spuitende bloeding
  • Vermoeden van ander letsel -> (steek/ schotwonden, botbreuk, inwendig letsel)
  • Dreigende shock

Dringend

  • Voor hechten wond
  • Wond die blijft bloeden
  • Verminderde weerstand (overleg profylaxe)
  • Niet te verwijderen voorwerpen in wond
  • Bijt-krab-snijwonden zie protocol organisatie

Routine

  • Controle wondgenezing

Controles en acties

Schaafwonden en kleine, niet wijkende wonden: reinig de wond met water uit de kraan of douche met een niet te harde waterstraal. Dek de wond af met een pleister of een (vet)gaasje.